Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2017/155 Schriftelijke machtiging. Verzuim. Parkeerverbod.

Jurisprudentie
Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan een beroepsgerechtigde zich in de fase van het beroep bij de officier van justitie laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. Uit het tweede lid van deze bepaling volgt dat van een gemachtigde kan worden verlangd dat hij een schriftelijke machtiging overlegt. Dit betekent dat, indien de officier van justitie een machtiging verlangt, op dat moment reeds sprake is van verzuim. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 Awb kan het beroep vervolgens niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van

VR 2017/153 Parkeerverbod. Indiening aanvullende stukken.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeersverbodszone (bord E1)”. De officier van justitie heeft ter zitting gegevens, zijnde schermafdrukken van Google Maps, aan de kantonrechter aangeboden. De kantonrechter oordeelde dat het op dat moment niet meer mogelijk was voor de officier van justitie om stukken in het geding te brengen en aan het dossier toe te voegen, en dat al ware dit toegelaten, gegevens van Google Maps niet in de beoordeling meegenomen kunnen worden. Vervolgens

VR 2017/152 Reikwijdte parkeerverbod. Berm. Buiten bebouwde kom.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod (bord E1) (al dan niet in een zone)”. Betrokkene stond buiten de bebouwde kom geparkeerd in de berm. De Nota van Toelichting op artikel 10 van het RVV 1990 en de beperking die het derde lid van artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 aanbrengt op de reikwijdte van de gelding van de borden E1, E2 en E3 van de bijlage 1 van het RVV 1990, leiden tot de conclusie dat het bord E1 niet verbiedt om in de berm te parkeren.

VR 2017/128 Termijnoverschrijding? Woonachtig in andere EU-lidstaat.

Jurisprudentie
Volgens de betrokkene diende toezending van de beschikking op de naar Duits recht voorgeschreven wijze te geschieden. Deze stelling gaat niet op. In geval een gedraging als onderhavige op Nederlands grondgebied is verricht door een (rechts)persoon die woonachtig is in dan wel gevestigd is op het grondgebied van een andere lidstaat van de EU, worden de beslissing tot oplegging van de sanctie en de procedure van bezwaar en beroep beheerst door het Nederlandse recht.

VR 2017/113 Registercontrole wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. Kentekenregister. Recht op privéleven.

Jurisprudentie
Bij raadpleging van het kentekenregister kan enkel informatie worden verkregen over een voertuig met een bepaald kenteken. De uit het kentekenregister kenbare informatie is beperkt tot de tenaamgestelde van het kenteken en de vraag of het voertuig al dan niet verzekerd is en met ingang van welke datum. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat bij de uitgevoerde controle van het kentekenregister zodanige gegevens worden verstrekt dat daardoor het recht van de betrokkene op respect van zijn privéleven is geschonden of sprake is van inmenging in de uitoefening van dit recht als bedoeld in artikel

VR 2017/111 Parkeerverbod.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod (bord E1) (al dan niet in een zone)”. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigd. Hiertoe heeft de kantonrechter overwogen dat de gemachtigde het voertuig van de betrokkene had geparkeerd in de berm in een gebied waar verkeersbord E1 gold en dat ingevolge het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens een verkeersbord slechts gelding kan hebben voor de rijbaan, zodat niet is

VR 2017/107 Onjuist CJIB-nummer in beroepschrift. Ontbreken van gronden.

Jurisprudentie
De onjuiste vermelding van het CJIB-nummer in het beroepschrift zou kunnen worden beschouwd als het ontbreken van een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, zodat sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, sub c, van de Awb. Uit de stukken blijkt echter niet dat (de gemachtigde van) de betrokkene in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen. Gelet hierop dient de beslissing van de kantonrechter te worden vernietigd.Nu het beroepschrift van de gemachtigde een algemene ontkenning bevat van de verweten gedraging, alsmede een algemene

VR 2017/105 Vasthouden mobiele telefoon. Overmacht.

Jurisprudentie
Betrokkene (wijkverpleegkundige) wordt tijdens het rijden gebeld door een cliënt wiens gezondheidstoestand betrokkene zorgen baarde. De betrokkene heeft daarom, tijdens het rijden, de mobiele telefoon opgenomen. Beroep op overmacht. Hoezeer ook valt te begrijpen dat de betrokkene onder de door haar geschetste omstandigheden haar mobiele telefoon heeft willen opnemen teneinde de betreffende cliënt te woord te staan, acht het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat zij daartoe niet eerst haar voertuig op verantwoorde wijze aan de kant had kunnen zetten. Er is onvoldoende gebleken van

VR 2017/104 Vasthouden mobiele telefoon of alcoholslotapparaat?

Jurisprudentie
Administratieve sanctie opgelegd ter zake van “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”. Betrokkene heeft direct bij de staandehouding kenbaar gemaakt niet een mobiele telefoon maar een alcoholslotapparaat in zijn handen te hebben gehad. Dit roept vragen op over de waarneming van de verbalisant. Een nadere toelichting van de verbalisant op dit punt was dan ook op zijn plaats geweest. Nu deze niet voorhanden is, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de betrokkene een mobiele telefoon in zijn hand had.

VR 2017/089 Bumperkleven. Camerabeelden. Verklaring verbalisant.

Jurisprudentie
Het hof stelt vast dat reeds in de fase van het administratief beroepschrift bekend was dat er camerabeelden van de gedraging beschikbaar waren. Zowel in het beroep bij de officier van justitie als bij de kantonrechter is door de gemachtigde aangevoerd dat uit de camerabeelden een ander beeld volgt dan uit de verklaring van de verbalisant. Gelet hierop acht het hof het oordeel van de rechtbank, dat geen kennis hoefde te worden genomen van de camerabeelden om tot bewijs te komen in de onderhavige zaak, onjuist. Met de door de officier van justitie gebruikte standaardoverweging dat