Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2018/60 Tweede Pinksterdag. Parkeren. Onderbord.

Jurisprudentie
Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Naar het oordeel van het hof blijkt niet dat de tekst op het onderbord ("Ma t/m Vrij 9 - 17h. Max. 2h") de werking van het bord E6 (gehandicaptenparkeerplaats) op een feestdag opheft. Dat er op Tweede Pinksterdag een zondagstarief geldt, betekent niet dat een (onder)bord als het onderhavige zijn werking verliest.

VR 2018/22 Snelheidsovertreding. Verkeersregelaar. Aanwijzing.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (30 km/h) met 19 km/h”. De betrokkene ontkent niet de gedraging te hebben verricht. Hij stelt zich op het standpunt dat hij op instructie van een wegwerker, die in de hoedanigheid van verkeersregelaar optrad, de overtreding heeft begaan. Voor zover het verweer van de betrokkene moet worden opgevat als een beroep op het van hoofdstuk IV van het RVV 1990 deel uitmakende artikel 84 (inhoudende: "Aanwijzingen gaan boven verkeerstekens en

VR 2018/17 Proceskosten. Wegingsfactoren.

Jurisprudentie
Bepaling hoogte proceskostenvergoeding. Het antwoord op de vraag welke wegingsfactor moet worden toegepast, is afhankelijk van het gewicht van de zaak. Het begrip 'gewicht van de zaak' dient te worden opgevat als het belang en de ingewikkeldheid van de in administratief beroep of in de (hoger) beroepsfase als geheel voorliggende geschilpunten, zonder verdere differentiatie naar de ontwikkeling van het geschil in de betreffende fase van de procedure. De tekst van (de bijlage bij) het Besluit proceskosten bestuursrecht noch de toelichting ervan biedt een aanknopingspunt om binnen een fase in de

VR 2018/15 Parkeren voor uitrit. Gevaar of hinder veroorzaken. Discretionaire bevoegdheid verbalisant. Zwaarder feit.

Jurisprudentie
De verbalisant heeft een sanctie opgelegd voor de gedraging "voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd", gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Alhoewel uit de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal blijkt dat door de gedraging (ook) hinder is ontstaan en gevaar kon worden veroorzaakt, heeft de verbalisant naar het oordeel van het hof in dit geval ten onrechte gekozen voor het opleggen van een sanctie voor deze gedraging. Weliswaar heeft de verbalisant een discretionaire bevoegdheid

VR 2018/04 Geen proces-verbaal zitting. Toezending stukken.

Jurisprudentie
De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kantonrechter onder meer aangevoerd dat in strijd met artikel 13, derde lid, van de WAHV geen proces-verbaal van het ter zitting verhandelde is opgemaakt.Uit het derde lid van artikel 13 WAHV, in verband met het tweede lid van evengenoemd artikel en met artikel 12 van die wet, moet worden afgeleid dat van iedere zitting die krachtens de WAHV wordt gehouden, een proces-verbaal behoort te worden opgemaakt, behelzende de zakelijke inhoud van de aldaar afgelegde verklaringen en van hetgeen verder op de

VR 2018/03 Kentekenaansprakelijkheid. Zekerheid. Gemachtigde.Draagkrachtverweer.

Jurisprudentie
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld. De gemachtigde van de betrokkene, ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig, voert in hoger beroep aan dat de sanctie ten onrechte is opgelegd. Voorts stelt de gemachtigde dat het bedrag van de sanctie tijdig is betaald. Artikel 5 van de WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig

VR 2018/02 Verkeerscontrole. Rijbewijs ter inzage afgeven.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven”. Op basis van het gestelde in artikel 160 lid 4 WVW 1994 zijn ambtenaren van politie bevoegd voertuigen staande te houden ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet vastgestelde voorschriften. Uit hetgeen de verbalisanten hebben gerelateerd blijkt dat zij bezig waren met een controle op de juiste naleving van de feiten gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet. De staandehouding was dus niet

VR 2017/159 Snelheidsovertreding. Bewijs. Trajectcontrole.

Jurisprudentie
De kantonrechter heeft blijkens zijn overwegingen zijn oordeel mede gebaseerd op hem ambtshalve bekende gegevens en aldus op informatie die geen deel uitmaakt van het dossier. Nu de bij de kantonrechter bekende gegevens omtrent de bebording ter plaatse niet zijn aan te merken als feiten van algemene bekendheid, had de kantonrechter deze gegevens niet aan zijn beslissing ten grondslag mogen leggen.De onderhavige snelheidsovertreding is geconstateerd door middel van een trajectcontrole op de autosnelweg A4. In afwijking van de reguliere maximumsnelheid op autosnelwegen zou op het betreffende

VR 2017/158 Overschrijding termijn art. 11 lid 1 WAHV. Bord A1.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 11 km/h (verkeersbord A1)”.De stukken zijn niet binnen de bij artikel 11, eerste lid, van de WAHV gestelde termijn naar de rechtbank verzonden. In vaste jurisprudentie heeft het hof bepaald dat in de wet geen sanctie is gesteld op de overschrijding van deze termijn en dat er geen reden is om aan de termijnoverschrijding gevolgen te verbinden wanneer niet blijkt dat de betrokkene hierdoor in enig rechtens te respecteren

VR 2017/157 Parkeerverbod. Onderbord.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op een parkeergelegenheid met ander doel dan aangegeven wijze”. De betrokkene ontkent niet dat hij het voertuig met genoemd kenteken op de in de beschikking vermelde tijd en plaats heeft geparkeerd. Hij is van opvatting dat hij daar ingevolge het bord E4 mocht parkeren en dat het onderbord met de tekst "opladen elektrische personenauto's" slechts een informatieve functie heeft en geen parkeerverbod inhoudt voor andere categorieën voertuigen. De betrokkene