Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2017/67 Roodlichtgedraging. Richting.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. Betrokkene heeft bij het naderen van de verkeerslichten via de (rechterzijde van de) voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer de auto's in de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer ingehaald en is via de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer rechtdoor de kruising opgereden, terwijl het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer groen licht uitstraalde. De betrokkene heeft hierbij de

VR 2017/66 Indiening gronden. Roodlichtgedraging.

Jurisprudentie
De advocaat-generaal heeft verzocht om uitstel voor het indienen van gronden. De griffier van het hof heeft per brief van 6 augustus 2015 uitstel verleend voor een termijn van twee weken. Op 27 augustus 2015 heeft de gemachtigde van de advocaat-generaal aangegeven de brief van 6 augustus 2015 - waarbij uitstel is verleend voor twee weken - niet te hebben ontvangen en heeft het beroep alsnog van gronden voorzien. Op basis van de stukken in het dossier is het hof niet in staat om vast te stellen of de brief, waarbij uitstel voor het indienen van gronden is verleend aan de advocaat-generaal

VR 2017/64 Rijden door rood licht. Noodtoestand?

Jurisprudentie
De betrokkene had ten tijde van de gedraging net een epilepsieaanval gehad en werd - nadat hij door de brandweer uit huis is gehaald - met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. De vrouw van de betrokkene reed op aanraden van de brandweerauto achter de brandweerauto aan, in het voertuig van de betrokkene. In colonne zijn ze naar het ziekenhuis gereden. Zijn vrouw wist niet waar de brandweerkazerne en de noodingang van het ziekenhuis was. Doordat zij bang was om de ambulance en de brandweerauto kwijt te raken, is zij met dezelfde (te hoge) snelheid als de brandweerauto door het rode licht

VR 2017/42 Vasthouden mobiele telefoon tijdens besturen.

Jurisprudentie
De betrokkene ontkent met klem de gedraging te hebben verricht. Hij had geen mobiele telefoon in zijn hand, maar een bruine boterham, terwijl uit de uitdraai van de provider kan worden afgeleid dat hij het toestel ten tijde van de gedraging niet heeft gebruikt.Het betoog van de betrokkene leidt niet tot twijfel aan de ambtsedige verklaring van de verbalisant. Artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarop de sanctie in deze zaak is gebaseerd, verbiedt (kort gezegd) het enkele vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het besturen van een motorrijtuig

VR 2017/35 Trajectcontrole A2. Maximumsnelheid. Duidelijkheid bebording.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene zijn een viertal administratieve sancties opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelweg (verkeersbord A1)”, welke gedragingen zouden zijn verricht op de trajectcontrole A2. De betrokkene stelt dat de wijziging van de toegestane snelheid 's avonds na 19 uur enkel door het weglaten van het onderbord "6-19u" bij bord A1 "100" niet duidelijk genoeg is. Het hof deelt die visie niet. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op aanwezige bebording en dat hij daaraan gevolg geeft. Een onderbord wordt altijd in combinatie met een ander

VR 2017/34 Trajectcontrole A2. Landelijk ingevoerde maximumsnelheid.

Jurisprudentie
Administratieve sancties ter zake van overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen verricht op de Trajectcontrole A2. Per 1 september 2012 is landelijk de maximumsnelheid ingevoerd van 130 km/h op autosnelwegen. Deze verhoging is niet doorgevoerd aan beide zijden van de A2 tussen Vinkeveen en Maarsen. Op dit traject bleef, per 1 september 2012, gedurende de dag 100 km/h de maximum toegestane snelheid. Op 1 december 2012 is op dit traject een dynamische maximumsnelheid ingevoerd (Staatscourant van 30 november 2012, nr. 24723). Dit houdt in dat tussen 19:00 uur en 06:00 uur de

VR 2017/20 Parkeren. Uitleg onderbord.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “Voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder parkeervergunning”. De betrokkene ontkent niet dat hij zonder vergunning heeft geparkeerd maar stelt dat dit niet verboden was. Hij voert daartoe aan dat de werking van het verkeersbord met betrekking tot de parkeerzone voor vergunninghouders is opgeheven doordat er bij de betreffende parkeerplaats een bord staat waaruit volgt dat die parkeerplek tussen 18.00 en 24.00 uur is bestemd voor mindervaliden. Niet betwist is dat de betreffende

VR 2017/19 Bestuurlijke sanctie. Stilstaan op trottoir.

Jurisprudentie
Aan betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad etc.)”. De gemachtigde van betrokkene - degene die het voertuig geleaset heeft - ontkent niet dat hij zijn voertuig op genoemde tijd en plaats heeft geparkeerd, maar voert aan dat hij geparkeerd stond op een verharde onbestemde ruimte tussen rijbaan en trottoir. Uit de zowel door de gemachtigde als door de verbalisant aangeleverde foto's leidt het hof het volgende af over

VR 2016/188 Roodlichtgedraging. Hoorplicht.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”.Niet kan worden geoordeeld dat de (gemachtigde van de) betrokkene in deze zaak niet in de met het horen gediende belangen is geschaad. De officier van justitie heeft in de fase van het administratief beroep ook niet een zodanige compensatie geboden dat geoordeeld zou kunnen worden dat, ondanks de schending van de hoorplicht, van benadeling geen sprake is. De uitzondering van artikel 6:22 van de Awb doet zich dus niet voor