Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2019/68 Milieuzone. Bewijs.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “handelen ism geslotenverklaring voor mrvtgen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990 (milieuzone)”. Naar oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Uit het dossier en wat door de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal is aangevoerd ter zitting, is gebleken dat het voertuig bij het verlaten van de milieuzone zou zijn gefotografeerd. Het voertuig van de betrokkene is vanaf de voorkant gefotografeerd. Op de foto van de gedraging is

VR 2019/58 Administratieve sanctie. Maximumsnelheid. Bebording.Schouwrapport.

Jurisprudentie
De aanwezigheid van de bebording is cruciaal om de gedraging te kunnen vaststellen, omdat volgens de verbalisant sprake is van een snelheidsbeperking op een autosnelweg tot 100 km/h. Betrokkene heeft de plaatsing van de juiste bebording ook betwist. Een proces-verbaal of schouwrapport waaruit blijkt dat kort voor de vermeende gedraging een controle of schouw van de bebording ter plaatse heeft plaatsgevonden, zoals vereist volgens Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3228, ontbreekt echter. Daaruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is begaan.

VR 2019/56 Administratieve sanctie. Buitengewoon opsporingsambtenaar.Bevoegdheid. Digitale handhaving.

Jurisprudentie
Nog daargelaten de vraag of de boa op grond van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar überhaupt bevoegd was de sanctie op te leggen gelet op de restrictie dat alleen in relatie tot de openbare orde kan worden opgetreden, is de kantonrechter van oordeel dat niet aan de in bijlage L gestelde voorwaarden voor digitale handhaving is voldaan. Op de foto van de gedraging is het C bord namelijk niet zichtbaar, terwijl dit wel is vereist. Dit brengt mee dat de boa niet bevoegd was verbaliserend op te treden.

VR 2019/52 Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersovertredingen. Appelverbod. Overzichtsarrest.

Jurisprudentie
Art. 14, eerste lid, van de Wahv dient aldus te worden verstaan dat hoger beroep mogelijk is indien na de beslissing van de kantonrechter een sanctie resteert die meer bedraagt dan € 70,-.Noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 14, tweede lid, WAHV, noch uit het in art. 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op toegang tot de rechter, kan worden afgeleid dat artikel 14, tweede lid, van de Wahv van overeenkomstige toepassing dient te worden geacht voor de situatie dat de kantonrechter op een andere grond dan

VR 2019/38 Busbaan. Kenbaarheid. Aanduiding op wegdek. Beperking tot wegvak?

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “als weggebruiker gebruik maken van busbaan of -strook aangeduid met: lijnbus”.Het woord 'lijnbus' is niet herhaald na elke zijweg. Dat na elke zijweg het woord 'lijnbus' dient te worden herhaald, is geen vereiste dat volgt uit de regelgeving. In de toelichting op de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens is weliswaar bepaald dat de werking van bebording is beperkt tot het wegvak waarlangs het is geplaatst, maar dit is niet overeenkomstig toegepast ten aanzien van

VR 2018/145 Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats.Gehandicaptenparkeerkaart. Matiging sanctie.

Jurisprudentie
Omdat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in aanmerking kwam voor een gehandicaptenparkeerkaart en daarover had kunnen beschikken als zijn aanvraag daartoe met de vereiste voortvarendheid was behandeld, dient de sanctie gematigd te worden tot een bedrag van € 90,-.

VR 2018/143 Gehandicaptenparkeerkaart. Matiging sanctie.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “parkeren op invalideparkeerplaats, anders dan met motorvoertuig op meer dan twee wielen met geldige invalidenparkeerkaart”.De betrokkene verklaart dat hij op de avond in kwestie met zijn toenmalige vriendin op bezoek was bij kennissen. De ex-vriendin van de betrokkene is gehandicapt en beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart waarmee zij als passagier kon meerijden. De betrokkene had deze kaart achter zijn voorruit gelegd. Bij terugkomst bij het voertuig constateerde hij

VR 2018/142 Telefonisch horen. Redelijke termijn.

Jurisprudentie
In de onderhavige zaak is er door de betrokkene van afgezien gebruik te maken van de geboden mogelijkheid om telefonisch te worden gehoord, nu hij in persoon wenste te worden gehoord. Gelet op de wetsgeschiedenis van de Awb moet worden vastgesteld dat telefonisch horen in beginsel geen volwaardig alternatief is voor een hoorzitting. Er is niet gebleken dat de officier van justitie met de betrokkene tot overeenstemming was gekomen over telefonisch horen ter vervanging van de wettelijk voorgeschreven hoorzitting. Gelet hierop kan aan de omstandigheid dat de betrokkene niet heeft verzocht om te

VR 2018/129 Beschikking. Kentekenhouder. Bekeuring op kenteken.

Jurisprudentie
De betrokkene, bestuurder van het voertuig, bevond zich in het voertuig op het moment dat de verbalisant hem aansprak. Zowel uit de verklaring van de betrokkene als uit die van de verbalisant blijkt dat de betrokkene, nadat de verbalisant hem een aankondiging van beschikking heeft aangezegd, onmiddellijk is weggereden zodat de verbalisant geen gelegenheid meer heeft gehad de daarvoor vereiste gegevens van de betrokkene te noteren. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verbalisant een reële mogelijkheid heeft gehad de aankondiging van beschikking aan de betrokkene als

VR 2018/128 Milieuzone.

Jurisprudentie
Ter plaatse was sprake van een milieuzone, inhoudende dat de geslotenverklaring gold ten aanzien van dieselvoertuigen van voor 1 januari 2001. De onderhavige gedraging houdt in dat de betrokkene in strijd met een geslotenverklaring met een voertuig van voor 1 januari 2001 een milieuzone is ingereden. Er kan niet worden vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene een dieselvoertuig betreft van voor 1 januari 2001. Derhalve is niet komen vast te staan dat de gedraging is verricht.