Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

VR 2022/22 Overschrijding redelijke termijn. Proceskosten.

Jurisprudentie
De beslissing van de kantonrechter tot matiging van het sanctiebedrag is niet gegrond op een materiële beoordeling van de sanctiebeschikking, maar is uitsluitend gebaseerd op de door de kantonrechter geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Vaste jurisprudentie van het hof is dat bij een sanctie als deze in geval van overschrijding van de redelijke termijn van berechting met de vaststelling daarvan kan worden volstaan. Derhalve heeft de betrokkene geen rechtens te respecteren belang bij vergoeding van de proceskosten.

VR 2021/134 De reële mogelijkheid tot staandehouding: voor elk wat wils?

Artikel
VR 2021/134 De reële mogelijkheid tot staandehouding: voor elk wat wils? De rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over het (on)terecht afzien van staandehouding in ‘mulderzaken’ Mr. I.N.D.J. (Indy) Rissema * * Wetenschappelijk docent rechtsgeleerdheid aan de Erasmus School of Law in Rotterdam en vanuit zijn onderneming Bezwaartegenverkeersboetes.nl werkzaam als professioneel gemachtigde in WAHV-zaken. 1. Inleiding Waar de praktijk rondom de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) voor een belangrijk deel wordt beheerst door hard and fast rules

VR 2021/139 Administratiefrechtelijke sanctie. Staande houden. Kentekenhouder.

Jurisprudentie
Uit artikel 5 van de Wahv volgt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd - i.c. het rijden door rood licht -, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.De ambtenaar constateerde de gedraging terwijl hij reed in burgerkleding, op een privémotor en zonder verbindingsmiddelen met de politiemeldkamer en terwijl hij voor een rood verkeerslicht stond te wachten.In

VR 2021/137 Wet Mulder. Proceskosten. Samenhangende zaken.

Jurisprudentie
De kantonrechter is het eens met betrokkene dat de beslissing van de officier van justitie moet worden vernietigd, omdat daarin geen motivering wordt gegeven waarom in het kader van de vergoeding van proceskosten sprake is van samenhangende zaken. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Volgens de officier van justitie is deze zaak als samenhangend met andere zaken aangemerkt, omdat de beslissing over de proceskosten in één besluit is genomen en

VR 2020/157 Stilstaan langs gele streep. Wettelijke grondslag. Sanctie.

Jurisprudentie
De betrokkene wordt verweten dat zij geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt (artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)). Volgens vaste jurisprudentie van het hof staat het niet ter beoordeling van de weggebruiker of een verkeersteken overeenkomstig de voorschriften - daaronder te begrijpen: overeenkomstig een geldig verkeersbesluit - en terecht is geplaatst. Dat is slechts anders in het geval de situatie klaarblijkelijk zo afwijkend is van die waarop het verkeersteken betrekking heeft, dat bij gevolg geven aan dat teken de

VR 2020/127 Administratieve sanctie. Bevoegdheid buitengewone opsporingsambtenaar.

Jurisprudentie
De ambtenaar die de administratieve sanctie heeft opgelegd is een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) in het domein Openbare ruimte. In de destijds geldende Beleidsregels boa is de bevoegdheid voor een boa in dit domein om een sanctie op te leggen voor het negeren van een C-bord beperkt tot gevallen waarin de handhaving verband houdt met de openbare orde. Voor overige overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 mogen boa's op grond van de domeinlijst in de Beleidsregels slechts een sanctie opleggen voor zover het stilstaande voertuigen betreft. Daarop is een uitzondering gemaakt voor de

VR 2020/110 Geslotenverklaring. Milieuzone. Onderbord. Bewijs. Geautomatiseerde constatering.

Jurisprudentie
Op het onderbord ontbreekt de voor de betrokkene relevante aanduiding betreffende personenauto's diesel 31 december 2000. In dit geval kan daarom aan de verklaring van de ambtenaar dat door middel van een tekst op het onderbord is aangegeven dat de geslotenverklaring ook betrekking heeft op dieselauto's van 31 december 2000 en ouder niet de betekenis toekomen dat kan worden vastgesteld dat de betrokkene de gedraging heeft verricht.

VR 2020/107 Administratieve sanctie. Bewijs. Camera.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad)”, welke gedraging zou zijn verricht op de Museumstraat te Amsterdam met een snorfiets.Aan weerszijden van de doorgang onder het Rijksmuseum te Amsterdam is een camera-installatie geplaatst boven de weg ten behoeve van de handhaving van een voetgangersgebied, aangeduid door de borden volgens model G7, Bijlage 1 RVV 1990 voorzien van de tekst: "Zone"

VR 2020/106 Rijden door rood licht. Bewijs.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”.In een situatie als de onderhavige, waarin een ambtenaar groen licht waarneemt op het moment dat hij uit een conflicterende rijrichting een voertuig de kruising op ziet rijden terwijl hij geen zicht heeft op het voor die bestuurder geldende licht, zal door de ambtenaar moeten worden vastgesteld dat het conflicterende licht rood moet zijn geweest alvorens een sanctie voor een roodlichtgedraging kan worden opgelegd. De ambtenaar

VR 2020/103 Maximumsnelheid. Aanwezigheid verkeersbord. Bewijs.

Jurisprudentie
Aan de betrokkene is als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 107,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 13 km/h (verkeersbord A1)”. Bij het verweerschrift heeft de advocaat-generaal een foto van de situatie van mei 2016 overgelegd. Het hof is van oordeel dat deze foto onvoldoende steun biedt voor de weerlegging van het bezwaar dat de bebording op 28 maart 2016 niet aanwezig was. Op basis van de overgelegde informatie kan in het licht van het gevoerde verweer niet genoegzaam worden vastgesteld wat de maximumsnelheid ten tijde