verkeersaansprakelijkheid

VR 2019/47 Deelgeschil; klachten zonder medisch objectiveerbare oorzaak; causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoeker is als automobilist van opzij aangereden door een bij Achmea verzekerde auto. Achmea heeft aansprakelijkheid erkend. Direct na het ongeval had verzoeker diverse lichamelijke klachten. Na behandeling zijn deze verdwenen, met uitzondering van rugklachten. Ten aanzien van die klachten heeft een orthopedische expertise plaatsgevonden. De orthopedisch chirurg concludeert dat (1) geen sprake is van medisch objectiveerbare afwijkingen die een verklaring voor de rugklachten zouden kunnen vormen en dat (2) wél sprake is van een (geringe) pre-existente scoliose. In dit deelgeschil staat de

VR 2019/45 Deelgeschil; verkeersongeval; verrekening AOV met schadevergoeding?

Jurisprudentie
Op 5 oktober 2011 is verzoeker als fietser slachtoffer geworden van een verkeersongeval waarbij hij letsel heeft opgelopen. Hij was op dat moment werkzaam als ondernemer en had in dat verband een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. De arbeidsongeschiktheidsverzekeraar heeft uitkeringen gedaan in verband met de arbeidsongeschiktheid naar aanleiding van voornoemd ongeval. Reaal is als WAM-verzekeraar jegens verzoeker aansprakelijk voor de schade als gevolg van het ongeval. Dit deelgeschil stelt de vraag aan de orde of de uitkeringen uit de AOV moeten worden verrekend met de

VR 2019/44 Deelgeschil; cognitieve klachten; causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoeker is als voetganger aangereden door een bij Achmea verzekerde automobilist. Uit de beschikbare medische informatie volgt dat sprake is van zgn. licht schedelhersenletsel. Om de gevolgen daarvan te bepalen c.q. de door verzoeker geuite (cognitieve) klachten te objectiveren, is onder meer een neuropsychologisch onderzoek verricht. De conclusie van dit onderzoek is enerzijds dat de testresultaten zeer laag zijn, maar anderzijds dat er discrepanties en inconsistenties zijn waardoor deze resultaten geen betrouwbaar beeld lijken te geven. Het centrale verzoek betreft een verklaring voor

VR 2019/42 Verkeersongeval; verjaring; rechtsverwerking.

Jurisprudentie
In 2000 zijn eiser en X op de snelweg met elkaar in botsing gekomen. Eiser heeft in eerste instantie RNS aangesproken, de toenmalige WAM-verzekeraar van X. De rechtsopvolger van RSN (ANG) heeft in 2002 aansprakelijkheid erkend. In 2008 heeft ANG de onderhandelingen formeel afgebroken in de zin van art. 10 lid 5 WAM. In 2009 is X (door een andere oorzaak dan het ongeval) overleden. In 2012 heeft eiser ANG gedagvaard en onder meer hervatting van de schaderegeling gevorderd. Deze vordering is bij (onherroepelijk) vonnis van Rechtbank Rotterdam van 17 juli 2013 afgewezen, omdat de vordering op

VR 2019/40 Regres WAM-verzekeraar op verzekerde; polisuitsluiting; ongeldig rijbewijs.

Jurisprudentie
Op 10 juli 2011 is appellant, op dat moment WAM-verzekerd bij ASR, met zijn auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. ASR heeft aansprakelijkheid jegens de andere betrokkenen aanvaard en de schade vergoed. ASR heeft vervolgens regres genomen op appellant. Die vordering is door de rechtbank (integraal) toegewezen. Het hof stelt vast dat de polisvoorwaarden een tweetal dekkingsuitsluitingen bevatten ten aanzien van (1) het niet beschikken over een geldig rijbewijs en (2) het ontbreken van rijbevoegdheid. Blijkens de polisvoorwaarden gelden deze uitsluitingen niet voor de verzekerde die

VR 2019/8 WAM-verzekering; regres; ontbreken geldig rijbewijs.

Jurisprudentie
Een vriendin van gedaagde heeft met zijn auto een ongeval veroorzaakt. De WAM-verzekeraar heeft de schade van de wederpartij vergoed en neemt nu regres op gedaagde omdat de vriendin ten tijde van het ongeval niet beschikte over een geldig rijbewijs. De vordering wordt toegewezen. De vriendin beschikte uitsluitend over een Haïtiaans rijbewijs, terwijl zij op grond van de Landsverordening wegverkeer slechts mocht rijden met een Arubaans rijbewijs. Zij beschikte dus inderdaad niet over een geldig rijbewijs en op grond van de polisvoorwaarden bestaat er in die situatie geen dekking.

VR 2019/7 Verkeersongeval bus en voetganger; overmacht; roekeloosheid;eigen schuld.

Jurisprudentie
Gedaagde organiseert op Aruba excursies en exploiteert in dat verband zgn. Bananabussen. Op 2 maart 2012 heeft er een ongeval plaatsgevonden tussen eiser als voetganger en een Bananabus van gedaagde. De bus reed op de verkeerde weghelft achteruit en kwam daarbij in botsing met eiser, die op de rijbaan liep. Eiser is tientallen meters meegesleurd en heeft ernstig (deels blijvend) letsel opgelopen. Eiser vordert een verklaring voor recht dat gedaagde volledig aansprakelijk is. Gedaagde verweert zich door te stellen:- primair: dat sprake zou zijn van overmacht;- subsidiair: dat voor toepassing

VR 2019/6 Art. 185 WVW; beroep op overmacht slaagt.

Jurisprudentie
B reed als automobilist een bocht naar links in. Op datzelfde moment reden K en haar echtgenoot op de fiets op dezelfde weg. Zij naderden de bocht vanuit de tegenovergestelde richting. K fietste achter haar echtgenoot. Op het moment dat K de auto van B zag, heeft zij geremd en haar stuur naar rechts gedraaid. Zij is van haar fiets gevallen en op het asfalt terechtgekomen, naast de auto van B.Niet in geschil is dat art. 185 WVW van toepassing is en dat B aansprakelijk is, tenzij hij aannemelijk maakt dat sprake is van overmacht. Het beroep op overmacht slaagt. Op grond van

VR 2019/5 Verkeersongeval; bestaan en omvang klachten; causaal verband;
schadebegroting.

Jurisprudentie
Appellante exploiteerde samen met haar echtgenoot een restaurant. In 2005 is haar een ongeval overkomen, in verband waarmee de voor dat ongeval aansprakelijke WAM-verzekeraar in totaal ca. € 100.000,- aan schadevergoeding heeft betaald. In 2010 is appellante opnieuw een verkeersongeval overkomen, waarbij zij als automobilist van achteren is aangereden en zgn. whiplashklachten heeft opgelopen. Bovemij is als WAM-verzekeraar aansprakelijk voor de gevolgen van dit ongeval. Bovemij heeft in totaal € 113.000,- aan voorschotten betaald en vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij niets

VR 2018/165 Deelgeschil; internationale verkeersaansprakelijkheid; eigen
schuld.

Jurisprudentie
Verzoeker is eigenaar van een garagebedrijf voor motoren. Op 22 april 2015 is hij tijdens een proefrit met een motor van een klant in botsing gekomen met een door Y bestuurde auto met aanhangwagen. Volgens verzoeker was de toedracht als volgt: - hij wilde uit een uitrit linksaf de weg oprijden en zag ca. 60-70 meter links van hem de door Y bestuurde auto met aanhangwagen stilstaan op de (voor verzoeker) linker rijbaan;- hij is daarop de weg opgereden en heeft tijdens het optrekken naar de tellers van zijn motor gekeken;- zodra hij opkeek, zag hij plotseling de auto met aanhanger keren en