verkeersaansprakelijkheid

VR 2018/161 (Mede)aansprakelijkheid voor verkeersongeval.

Jurisprudentie
Op 7 april 2013 heeft omstreeks 18.20 uur een aanrijding plaatsgevonden waarbij appellant als bestuurder van een bestelwagen en geïntimeerde als bestuurder van een bromfiets betrokken waren. Geïntimeerde heeft daarbij letsel opgelopen. De weg waarop het ongeval plaatsvond is een fietsstraat met een bochtig verloop alwaar een adviessnelheid van 30 km/u geldt. De weg was verdeeld in twee weghelften door middel van een dubbele onderbroken stippellijn. Appellante is de aansprakelijkheidsverzekeraar van appellant. Met de grieven I tot en met II leggen appellant en appellante de vraag of appellant

VR 2018/147 Deelgeschil; aanrijding voetganger door politieauto; begrip'vervoerd worden'; overmacht; proportionaliteit en subsidiariteit.

Jurisprudentie
Verzoeker is, terwijl hij op een door X bestuurde motor probeerde te stappen, aangereden door een politieauto. In deze procedure staat de vraag centraal of Achmea, als WAM-verzekeraar van de politieauto, aansprakelijk is voor de door verzoeker geleden letselschade. Uit het proces-verbaal van A, de bestuurder van de politieauto, volgt onder meer: - dat A de wegrijdende motor wilde klemrijden omdat hij vermoedde dat X en verzoeker de motor aan het stelen waren;- dat X, op het moment dat verzoeker achterop de motor wilde stappen, onverwacht hard optrok en wegreed, waarbij verzoeker op de grond

VR 2018/137 Deelgeschil; valpartij racefietser; sport en spel;
ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Jurisprudentie
Deelgeschil letselschade. Twee valpartijen van racefietser tijdens recreatieve tocht: eerst wordt verzoeker door een van zijn twee fietsmaten (verweerder 1) rechts ingehaald en daarbij met een schouder aangeraakt waarna hij valt, daarna wordt hij door zijn andere fietsmaat (verweerder 3) bemoedigend op de schouder aangeraakt waarna hij van het fietspad afraakt en ten val komt, met ernstig schouderletsel tot gevolg. De Rechtbank oordeelt dat de fietsmaten niet aansprakelijk zijn en overweegt daarbij als volgt: Ten aanzien van de eerste valpartij: de drie fietsers reden op de openbare weg, waar

VR 2018/134 Verkeersongeval; inhalen; afslaan; eigen schuld.

Jurisprudentie
Op 16 november vond omstreeks 16.50 uur op de Lunterseweg een ongeval plaats tussen eiser (motorrijder) en gedaagde (automobilist). De ter plaatse toegestane maximumsnelheid is 80 km/u. Eiser reed met die snelheid en begon de langzamer rijdende gedaagde in te halen op de weghelft voor tegenoverliggend verkeer. Terwijl eiser zich volledig op die weghelft bevond, ongeveer 10 meter linksachter gedaagde, sloeg deze linksaf. Daarbij zijn eiser en gedaagde in botsing gekomen en heeft eiser ernstig (blijvend) letsel opgelopen. Nadat een voorlopig getuigenverhoor had plaatsgevonden, heeft eiser

VR 2018/132 Dodelijk verkeersongeval; shockschade? Vergoeding voor
affectieschade?

Jurisprudentie
X is in februari 2015 op de fiets aangereden door een vrachtauto en ter plekke overleden. X was afkomstig uit Frankrijk en werkte sinds enkele maanden in Nederland als au pair. Eisers zijn respectievelijk de ouders en de broer van X. De betrokken vrachtauto was WAM-verzekerd bij ABN AMRO. ABN AMRO heeft aansprakelijkheid erkend en de uitvaartkosten vergoed. Eisers vorderen (1) een verklaring voor recht dat is voldaan aan het zgn. confrontatievereiste in het kader van de shockschadejurisprudentie en (2) een veroordeling van ABN AMRO tot betaling van € 17.500,- aan ieder van hen als

VR 2018/116 Deelgeschil; whiplash; causaal verband; nader deskundigenbericht noodzakelijk.

Jurisprudentie
Na een achterop-aanrijding in 2010 ervaart verzoekster lichamelijke en psychische klachten die volgens haar medisch adviseur passen bij een whiplashtrauma. In 2014 heeft de rechtbank op verzoek van verzoekster een voorlopig deskundigenbericht bevolen, waarop in 2015 door een neuroloog (Bernsen) en een neuropsycholoog (De Bijl) rapporten zijn uitgebracht. Uit het rapport van Bernsen volgt onder meer (1) dat geen sprake is van objectieve afwijkingen, (2) dat wel sprake is van medisch gedocumenteerde klachten en (3) dat pre-existent reeds sprake was van onder meer hoofdpijnklachten en

VR 2018/114 Deelgeschil; eenzijdig verkeersongeval; bewijsrecht.

Jurisprudentie
Verzoeker was ten tijde van het ongeval in 2012 16 jaar. Hij zat in de auto bij vriendin A, een 24-jarige vrouw. Er bestaat onduidelijkheid over hun precieze relatie; volgens verzoeker vond A hem leuk, maar had hij haar zojuist verteld dat hij het contact wilde verbreken. De auto is in een slip geraakt en meerdere malen over de kop geslagen. A is daarbij overleden. Verzoeker heeft tegenover de politie onder meer verklaard dat A zich niet goed voelde en vreemde slingerbewegingen begon te maken, waarop hij het stuur zou hebben gegrepen in een poging de auto recht te houden. Uit de in opdracht

VR 2018/113 Deelgeschil. Aanrijding bij inhalen/afslaan; eigen schuld.

Jurisprudentie
A reed in zijn auto over een weg binnen de bebouwde kom. Hij heeft snelheid geminderd en is vervolgens afgeslagen. Daarbij is hij in botsing gekomen met verzoeker, die op een motor bezig was A en de auto's achter A (die eveneens snelheid hadden geminderd) in te halen. De rechtbank is met verzoeker van mening dat hij zich ten tijde van de manoeuvre van A (afslaan) al zodanig dicht achter A bevond dat deze hem had moeten laten voorgaan. Door dit niet te doen heeft A art. 18 RVV geschonden en is hij aansprakelijk jegens verzoeker. Niet is komen vast te staan dat verzoeker voor A nog niet te

VR 2018/112 Letselschade; fraude? Verval van vergoedingsplicht?

Jurisprudentie
Eisers (samen rijdend op een scooter) zijn aangereden door een verzekerde van Allianz en hebben daarbij letsel opgelopen. Allianz heeft geweigerd de schade te vergoeden, omdat eisers zouden hebben geprobeerd ook schade te claimen die niet het gevolg kan zijn van het ongeval. Daarmee zou volgens Allianz sprake zijn van bedrog en daarmee van een onrechtmatige daad, althans zou de vergoedingsplicht van Allianz op grond van de redelijkheid en billijkheid moeten vervallen. Eisers betwisten dat sprake is (geweest) van opzettelijke misleiding. De rechtbank verwerpt het verweer van Allianz. Art. 7:941

VR 2018/109 Aanrijding vrachtwagen met nagenoeg stilstaande personenauto;
eigen schuld.

Jurisprudentie
Eisers zijn een Poolse vrachtwagenchauffeur en diens echtgenote. Op 30 september 2015 is eiser met zijn vrachtwagen op een autoweg achterop een (nagenoeg stilstaande) personenauto gereden, waarbij de inzittenden van de personenauto om het leven zijn gekomen en zware schade aan de vrachtwagencombinatie is ontstaan. Eisers hebben de WAM-verzekeraar van de personenauto aansprakelijk gesteld. De rechtbank stelt voorop dat de Nederlandse rechter bevoegd is (art. 2 lid 1 EEX-Verordening) en dat Nederlands recht van toepassing is (art. 3 Haags Verkeersongevallenverdrag). Op grond van