causaal verband

VR 2019/71 Schadebegroting; redelijke verwachtingen.

Jurisprudentie
In 1996 is eiser, toen 30 jaar oud, een verkeersongeval overkomen. Direct na het ongeval was sprake van hoofd- en nekklachten. In 1997 en 2000 is eiser bovendien opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling van verschillende ziekenhuizen. In 2001 stelde psychiater A de diagnose schizofrenie, waarbij hij overwoog dat het ongeval weliswaar mogelijk een luxerende factor was geweest, maar er op dat moment geen aanwijzingen meer waren dat de schizofrenie het gevolg was van het ongeval. In 2004 is eiser bovendien onderzocht door psychiater B, die onder meer concludeert dat eiser, indien het

VR 2019/60 Aansprakelijkheid na aanrijding tussen bierfiets en
treinstel?

Jurisprudentie
Op 20 april 2015 is er door Partybike een bierfiets met een fust bier verhuurd aan het eerste elftal van een voetbalvereniging. Op die dag is de bierfiets op een bewaakte spoorwegovergang aangereden door een trein van NS Reizigers. Een speler van het voetbalelftal is daarbij om het leven gekomen. NS vordert op grond van onrechtmatige daad veroordeling van Partybike tot betaling van de kosten ten gevolge van de ontstane schade aan een treinstel van NS Reizigers.Volgens de rechtbank is de enkele omstandigheid dat Partybike een bierfiets verhuurt waarop alcohol gedronken kan worden niet zonder

VR 2019/47 Deelgeschil; klachten zonder medisch objectiveerbare oorzaak; causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoeker is als automobilist van opzij aangereden door een bij Achmea verzekerde auto. Achmea heeft aansprakelijkheid erkend. Direct na het ongeval had verzoeker diverse lichamelijke klachten. Na behandeling zijn deze verdwenen, met uitzondering van rugklachten. Ten aanzien van die klachten heeft een orthopedische expertise plaatsgevonden. De orthopedisch chirurg concludeert dat (1) geen sprake is van medisch objectiveerbare afwijkingen die een verklaring voor de rugklachten zouden kunnen vormen en dat (2) wél sprake is van een (geringe) pre-existente scoliose. In dit deelgeschil staat de

VR 2019/44 Deelgeschil; cognitieve klachten; causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoeker is als voetganger aangereden door een bij Achmea verzekerde automobilist. Uit de beschikbare medische informatie volgt dat sprake is van zgn. licht schedelhersenletsel. Om de gevolgen daarvan te bepalen c.q. de door verzoeker geuite (cognitieve) klachten te objectiveren, is onder meer een neuropsychologisch onderzoek verricht. De conclusie van dit onderzoek is enerzijds dat de testresultaten zeer laag zijn, maar anderzijds dat er discrepanties en inconsistenties zijn waardoor deze resultaten geen betrouwbaar beeld lijken te geven. Het centrale verzoek betreft een verklaring voor

VR 2019/18 Eenzijdig fietsongeval; aansprakelijkheid wegbeheerder
afgewezen.

Jurisprudentie
In 2015 is verzoeker een eenzijdig verkeersongeval overkomen op de Waalbrug bij Nijmegen. Wegens werkzaamheden was het fietspad waarop verzoeker fietste omgelegd. Toen verzoeker over een zogenaamde dilatatievoeg reed, is hij gevallen en met zijn gezicht terechtgekomen op een schuin omhoog stekende steigerpijp waarmee een hekwerk was gemonteerd. Verzoeker heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen. Verzoeker verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de gemeente als wegbeheerder (art. 6:174 lid 2 BW) en Achmea als schadeverzekeraar van de gemeente (art. 7:954 BW) jegens verzoeker hoofdelijk

VR 2019/2 Artikel 185 WVW

Artikel
VR 2019/2 Artikel 185 WVW Naar een betere bescherming van zwakkere verkeersdeelnemers Geertruid M. van Wassenaer * * Letselschade-advocaat en MfN mediator te Haarlem, redacteur Verkeersrecht. 1. Inleiding 1) Eind vorige eeuw waren er zes vrouwen die als voetganger of fietser hadden deelgenomen aan het verkeer en daarbij ernstig letsel opliepen. Zij waren het die een nieuwe richting gaven aan de bescherming van zwakkere verkeersdeelnemers zoals zij. De jongere juristen zullen hun namen allang niet meer kennen. Maar deze vrouwen hebben een enorm belangrijke rol gespeeld in de rechtsontwikkeling

VR 2019/1 Aansprakelijkheid, de wegbeheerder en het verkeer

Artikel
VR 2019/1 Aansprakelijkheid, de wegbeheerder en het verkeer: een overzicht van bewijs(last)kwesties Ivo Giesen * 1) * Hoogleraar burgerlijk recht verbonden aan het Utrecht Centre for Accountability and Liability Law (Ucall) en aan het Molengraaff Instituut van de UU, en tevens Onderzoeksdirecteur van het departement RGL. A. Inleiding In deze bijdrage zal ik binnen het ruime thema ‘Aansprakelijkheid en het Verkeer’ – dat wil zeggen: de reguliere verkeersaansprakelijkheid, inclusief de aansprakelijkheid van wegbeheerders – aandacht schenken aan vragen van bewijsrecht, specifiek de

VR 2019/5 Verkeersongeval; bestaan en omvang klachten; causaal verband;
schadebegroting.

Jurisprudentie
Appellante exploiteerde samen met haar echtgenoot een restaurant. In 2005 is haar een ongeval overkomen, in verband waarmee de voor dat ongeval aansprakelijke WAM-verzekeraar in totaal ca. € 100.000,- aan schadevergoeding heeft betaald. In 2010 is appellante opnieuw een verkeersongeval overkomen, waarbij zij als automobilist van achteren is aangereden en zgn. whiplashklachten heeft opgelopen. Bovemij is als WAM-verzekeraar aansprakelijk voor de gevolgen van dit ongeval. Bovemij heeft in totaal € 113.000,- aan voorschotten betaald en vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij niets

VR 2018/116 Deelgeschil; whiplash; causaal verband; nader deskundigenbericht noodzakelijk.

Jurisprudentie
Na een achterop-aanrijding in 2010 ervaart verzoekster lichamelijke en psychische klachten die volgens haar medisch adviseur passen bij een whiplashtrauma. In 2014 heeft de rechtbank op verzoek van verzoekster een voorlopig deskundigenbericht bevolen, waarop in 2015 door een neuroloog (Bernsen) en een neuropsycholoog (De Bijl) rapporten zijn uitgebracht. Uit het rapport van Bernsen volgt onder meer (1) dat geen sprake is van objectieve afwijkingen, (2) dat wel sprake is van medisch gedocumenteerde klachten en (3) dat pre-existent reeds sprake was van onder meer hoofdpijnklachten en

VR 2018/89 Assurantietussenpersoon; geen causaal verband;aansprakelijkheid voor dieren.

Jurisprudentie
X is de enig bestuurder van De Esdoorn (geïntimeerde). Appellant is een assurantietussenpersoon die gespecialiseerd is in paardenverzekeringen. X heeft op een aanvraagformulier ingevuld dat zij de eigenaar van het paard is en dat een aansprakelijkheidsverzekering gewenst is. Daarop is bij ASR een particuliere WA-verzekering afgesloten op naam van X. De Esdoorn heeft een paard aangeschaft en dit laten trainen in de professionele stal van Y. Bij een in deze stal door het paard veroorzaakt ongeval is X gewond geraakt. Zij heeft daarop De Esdoorn, als bedrijfsmatig gebruiker van het paard