causaal verband

VR 2023/125 Verkeersongeval tussen scooter en fietser. Eigen schuld. Geen hand uitsteken bij afslaan.

Jurisprudentie

Op 6 oktober 2020 vond in Leiden een verkeersongeval plaats. Verzoeker reed op zijn scooter achter verweerder die op zijn fiets reed. Zij reden in dezelfde richting en toen verweerder links afsloeg zonder zijn hand uit te steken, botste verzoeker tegen de afslaande verweerder aan waarna verzoeker en verweerder ten val zijn gekomen. Verzoeker heeft hierbij letsel opgelopen. ASR heeft als de aansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder aangegeven 75% van de schade van verzoeker te willen vergoeden. Verzoeker gaat hiermee akkoord. Partijen zijn het echter niet eens over de oorzaak van de

VR 2023/111 Causaal verband. Voorschot. Buitengerechtelijke kosten.

Jurisprudentie

Op 18 april 2014 en 10 augustus 2016 is X verkeersongevallen overkomen, waarvoor ASR en Allianz aansprakelijkheid erkennen. X stelt lichamelijk en psychisch letsel te hebben opgelopen. Neuroloog C en psychiater D voeren medische expertises uit. Partijen zijn verdeeld over de vraag welke conclusies aan de expertiserapporten moeten worden verbonden. Na een mislukte poging tot mediation medio 2018 gaat ASR over tot eenzijdige schadeafhandeling. X verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat zijn klachten en beperkingen in causaal verband staan met de ongevallen, dat ASR zijn schade moet

VR 2023/99 Doos valt op toerist in souvenirwinkel. Souvenirwinkel aansprakelijk.

Jurisprudentie

Op 26 juni 2018 is X een ongeval overkomen. In een souvenirwinkel gooide de ene medewerker een doos van maximaal 2 kg omhoog naar een collega, die op een hoger gelegen opslag in de winkel stond. De doos werd niet gevangen, maar viel weer naar beneden en landde op de nek van X. In een tussenvonnis is geoordeeld dat de souvenirwinkel door als beschreven te handelen, zonder te nemen veiligheidsmaatregelen, onrechtmatig jegens X heeft gehandeld. Om het causale verband tussen het ongeval en de klachten vast te stellen, heeft een descente en een getuigenverhoor plaatsgevonden. In dit eindvonnis

VR 2023/92 Dubbele beenbreuk bij voetbalwedstrijd. Onrechtmatige daad.

Jurisprudentie

Op zondag 4 mei 2014 speelde appellant een voetbalwedstrijd met zijn team Odin 3 tegen het team VSC 4, waarin geïntimeerde speelde. Tijdens de wedstrijd maakte geïntimeerde een sliding tackle op appellant, waardoor appellant een ernstige dubbele beenbreuk opliep. De scheidsrechter, tevens voorzitter van Odin, gaf geïntimeerde na afloop van de wedstrijd een rode kaart vanwege een buitensporige overtreding. De scheidsrechter vulde verschillende rapporten in waarin hij de overtreding van geïntimeerde en de gevolgen daarvan beschreef. De toen aanwezige grensrechter heeft eveneens een schriftelijke

VR 2023/56 Rugklachten gevolg van ongeval. Deskundigenrapport. Begroting schade.

Jurisprudentie

Op 21 april 2016 is automobilist X van achteren aangereden. Aegon, WAM-verzekeraar van de achterste auto, erkent aansprakelijkheid. X heeft rugklachten, ten aanzien waarvan Aegon betwist dat deze het gevolg zijn van het ongeval. X vordert, onder meer, dat Aegon € 504.888 aan schadevergoeding betaalt. De rechtbank veroordeelt Aegon om X € 32.640 aan schadevergoeding, € 9.925,37 aan buitengerechtelijke kosten en € 2.383,02 aan proceskosten te betalen. Zij overweegt hiertoe als volgt. Het ligt op de weg van X om het causaal verband tussen haar klachten en het ongeval te bewijzen. Aan dat bewijs

VR 2023/48 Secundaire victimisatie bij letselschade

Artikel
In editie 7/8, jaargang 2022 van Verkeersrecht beschrijft Sap een schadeprocedure die uit de hand is gelopen. De casus betreft een zaak waarbij een fietser door een auto werd aangereden en het letsel ernstiger gevolgen blijkt te hebben dan eerder voorzien. Na een bevoorschotting door de verzekeraar die niet overeenkomt met de geleden schade, een niet (op tijd) ingeschakelde arbeidsdeskundige, grote financiële zorgen bij de betrokkene en een twijfel over de mogelijke omvang van het verlies aan verdienvermogen, gaat de verzekeraar eenzijdig over tot het afwikkelen van de zaak. De betrokkene is van mening dat die eenzijdige afwikkeling onrechtmatig is en stapt naar de deelgeschilrechter, die de verzekeraar veroordeelt tot voortzetting van de onderhandelingen op basis van een herstelgerichte schadebehandeling. In het laatste deel van zijn noot concludeert Sap dat dit hele traject alleen verliezers kent. In de eerste plaats is de benadeelde een verliezer omdat zijn schade niet werd vergoed en hij het letselschadetraject met wantrouwen zal vervolgen. Ook de verzekeraar is verliezer omdat zij weer moet terugkomen op haar standpunt en omdat de schade door deze opstelling nog hoger uitvalt. Tot slot verliest de gehele letselschadebranche omdat, de poging het slachtoffer centraal te stellen ten spijt, deze zaken wel het beeld van verzekeraars bij het grotere publiek kleuren. De casus die Sap beschrijft is een voorbeeld van vaker ervaren problematiek waarin een letselschadeprocedure lang voortduurt en de benadeelde het proces vanwege verschillende elementen als (zeer) belastend ervaart. In de noot wordt de term ‘secundaire victimisatie’ niet genoemd, maar de kenmerken van deze zaak passen de definitie. De meest gangbare komt uit het strafrecht en wordt ook steeds meer genoemd in civiele context: ‘hernieuwd slachtofferschap en een verergering van het oorspronkelijke leed als gevolg van juridische procedures en de houding van professionele partijen en sociale omgeving op rechtszoekenden’. Secundaire victimisatie kan het gevolg zijn van de houding van anderen, in het bijzonder professionele partijen, zoals de (schaderegelaar van) de verzekeraar. Van secundaire victimisatie gaat een zekere ernst uit en daarmee is het meer dan enkel vervelend, er wordt schade toegevoegd. In de civielrechtelijke juridische literatuur wordt secundaire victimisatie soms ook wel ‘schaderegelingstrauma’ of ‘procestrauma’ genoemd. Echter, er is nog veel onduidelijkheid over. Wij willen in dit artikel delen wat er vanuit empirisch/psychologisch/victimologisch perspectief aan kennis over het onderwerp secundaire victimisatie is en hoe deze kennis de juridische discussie zou kunnen voeden.

VR 2022/183 Ongeval tussen links inhalende motor en links afslaande auto. Bestuurder die als eerste bijzondere manoeuvre inzet, mag deze voltooien.

Jurisprudentie

Motorrijder A haalt autorijder B links in, terwijl B links afslaat. Hierdoor ontstaat een ongeval. De verzekeraar van de motor, Achmea, en van de auto, Reaal, zijn in geschil over de toedracht van het ongeval. In eerste aanleg oordeelt de rechtbank in een tussenvonnis bij verstek (Reaal is niet verschenen) van 18 augustus 2021 dat Achmea alleen een regresrecht toekomt als haar verzekerde A een schadevergoedingsvordering heeft op de door Reaal verzekerde B. Bij herstelvonnis van 14 september 2021 draagt de rechtbank Achmea op te bewijzen dat B zijn richtingaanwijzer heeft aangezet en heeft

VR 2022/174 X overlijdt na val uit rolstoel in taxibus. Vervoerder aansprakelijk? Causaal verband. Begroting schade.

Jurisprudentie

Op 10 juli 2016 is X overleden. De dag ervoor, op 9 juli 2016, is hij uit zijn rolstoel gevallen toen A hem achterwaarts uit een rolstoelbus van Stam naar buiten verplaatste. Door deze val is X gewond geraakt. Y, de echtgenoot van X, stelt dat door deze val de hersenbloeding is veroorzaakt waardoor X een dag later is overleden. Y vordert schadevergoeding ex art. 6:108 lid 1 en 2 BW van Stam. Stam betwist dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt. Bij tussenvonnis is beslist dat aannemelijker is dat de hersenbloeding door de val is veroorzaakt, waarmee het causaal verband tussen het

VR 2022/159 Achterop-aanrijding; causaal verband klachten en ongeval.

Jurisprudentie

In 2017 overkomt A een verkeersongeval. A staat met zijn bedrijfswagen met aanhangwagen stil voor een rood verkeerslicht als een automobilist (B) achterop de aanhangwagen van A rijdt. De aanhangwagen schiet los en botst op de bedrijfswagen van A. De WA-verzekeraar van B (VB) erkent aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval. A ontwikkelt na het ongeval nekklachten. In 2018 volgt hij een multidisciplinair hersteltraject. Tijdens de uitvoering van een revalidatieoefening schiet het A in de rug, waardoor A klachten in de onderrug ontwikkelt. A verzoekt een verklaring voor recht dat zijn

VR 2022/158 Letselschadezaak; deskundigenrapport; whiplashjurisprudentie niet van toepassing.

Jurisprudentie

In 2012 wordt automobiliste A van achteren aangereden. Zij rijdt door groen licht, maar moet remmen omdat een andere auto met hoge snelheid door rood rijdt. Haar achterligger (een verzekerde van B) botst dan tegen haar auto. Op dat moment heeft A haar rechterhand op de versnellingspook. Na het ongeval ervaart A klachten en beperkingen aan haar rechterduim. B erkent aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval. Tussen A en B is in geschil of de klachten en beperkingen van A in causaal verband staan met het ongeval. Zij vragen daarom handchirurg X om een medisch deskundigenrapport. X