aansprakelijkheid

VR 2024/01 Het Verstekeling-arrest revisited

Artikel
VR2024-1_illu
In deze bijdrage staat centraal het bekende Verstekeling-arrest (HR 27 januari 1984, NJ 1984, 536, m.nt. W.C.L. van der Grinten). Daarin oordeelde de Hoge Raad kort gezegd dat een bestuurder die een verkeersfout maakt waardoor zijn auto over de kop slaat, niet aansprakelijk is jegens een meerijdende verstekeling aangezien de bestuurder niet op diens aanwezigheid bedacht hoefde te zijn. Dit arrest staat tot op de dag van vandaag zonder veel commentaar in de handboeken. In deze bijdrage wordt verdedigd dat de uitspraak in Verstekeling inhoudelijk aanvechtbaar is en dat het bovendien valt te betwijfelen of zij nog geldend recht is in het licht van in 2022 gewezen shockschade arrest.

VR 2023/101 Over schuld, schulduitsluiting en aansprakelijkheid

Artikel
De bovenstaande uitroep vormt de allereerste zin van het proefschrift dat ik begin 2022 heb verdedigd. In het onderzoek stond de rechtvaardiging van – op het eerste gezicht – onrechtmatig optreden centraal. En van daaruit ging het onderzoek, de zojuist geciteerde aansporing indachtig, terug naar de onrechtmatige daad. Het leidde langs de scheidslijn van rechtmatige en onrechtmatige daad, de invloed van een voorafgaande gedraging op de onrechtmatigheid, de betekenis van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voor het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, overwegingen over de leer-Smits, tot beschouwingen over de invloed van een mogelijk gerechtvaardigde gedraging op het oordeel over de onrechtmatigheid en de omvang van de schadevergoedingsplicht. Bijna terloops kwam ook het begrip schuld aan de orde – eveneens mede bezien vanaf de “andere kant”: daar waar de schuld niet (meer) aangenomen wordt, namelijk bij de aanwezigheid van schulduitsluitingsgronden. Bij de bespreking van dat thema ging ik na wat de beschouwing van de schulduitsluitingsgronden kon bijdragen aan het begrijpen van het leerstuk schuld. De redactie van Verkeersrecht verzocht mij om een van de thema’s uit mijn proefschrift te bewerken tot een artikel. Aan die wens voldoe ik graag en ik neem de kans te baat om nogmaals stil te staan bij het thema Schuld.

VR 2023/82 Productaansprakelijkheid bij massaschade

Artikel
Medische productschade treft vaak een grote groep mensen. Bij een productie- of ontwerpfout is doorgaans niet één product gebrekkig, maar een hele serie. In de recente geschiedenis hebben we te maken gehad met problemen rondom de borstimplantaten van de fabrikant PIP, het anticonceptiemiddel Implanon, de steralisatiemethode Essure, transvaginale mesh en metaal-op-metaal heupprotheses. Langer geleden veroorzaakte het beruchte medicijn DES een grote groep slachtoffers. De voorbeelden hebben gemeen dat een groep personen (meestal vrouwen) stelden productschade te hebben geleden. Desalniettemin hebben deze schadeveroorzakende gebeurtenissen niet in veel procedures geresulteerd. Als er al werd geprocedeerd, dan gebeurde dit hoofdzakelijk op individuele basis. Een individuele procedure van een gelaedeerde tegen een fabrikant van een medisch product kent obstakels die ertoe kunnen leiden dat de gelaedeerde afziet van het instellen van een rechtsvordering. Zo kan er sprake zijn van ‘rationele apathie’ doordat de individuele schade niet opweegt tegen de kosten van een procedure of kan het de gelaedeerde de middelen ontbreken om het tegen een kapitaalkrachtige onderneming op te nemen. Daar komt bij dat de regeling inzake productaansprakelijkheid beperkingen met zich brengt, bijvoorbeeld op het gebied van verjaring en verval. Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat het productaansprakelijkheidsrecht sinds de introductie van de richtlijn productaansprakelijkheid een grotendeels slapend bestaan heeft geleid en er weinig productaansprakelijkheidszaken in de jurisprudentie voorkomen.

VR 2022/122 Fietsster X komt ten val. Betrokkenheid brommerrijder Y bij dit ongeval en toepassing art. 185 WVW?

Jurisprudentie

Op 24 december 2019 komt fietsster X ten val. Ze stelt dat deze val is veroorzaakt doordat haar fiets door de achterkant van de brommer van Y is geraakt. X verzoekt een verklaring voor recht dat Y en Unigarant hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval, in de zin van art. 185 WVW. Y en Unigarant beroepen zich primair op overmacht en subsidiair betwisten ze de door X gestelde toedracht van het ongeval. De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt hiertoe als volgt. De bewijslast voor het vaststellen van betrokkenheid van Y bij het ongeval rust op grond van art. 150 Rv op X

VR 2021/64 Ongeval kleuter schoolplein; school niet aansprakelijk.

Jurisprudentie
Een leerling (A) uit groep 1 is een ongeval overkomen tijdens de pauze op het schoolplein. Tijdens deze pauze bevonden zich ongeveer 50 leerlingen tussen de 4-6 jaar op het schoolplein. Twee leerkrachten hielden toezicht. Met twee klasgenootjes (E en F) was A aan het spelen bij een knikkertegel. Op ongeveer twee meter van de knikkertegel bevond zich een putdeksel. Op enig moment hielden E en F de putdeksel vast, terwijl A keek of er nog knikkers onder lagen. Toen E zag dat er geen knikkers onder lagen, gooide hij de putdeksel dicht. Daarbij is de putdeksel op de rechterpink van A

VR 2021/41 Secundaire aansprakelijkheid

Artikel
VR 2021/41 Secundaire aansprakelijkheid Een samenvattende weergave van het proefschrift van mr. dr. K.L. Maes Kirsten Maes * * Mr. dr. K.L. Maes is advocaat bij Van Benthem & Keulen en als onderzoeker en docent verbonden aan de Universiteit Utrecht. Secundaire aansprakelijkheidsclaims, waarin een zogenoemde ‘secundaire partij’ aansprakelijk wordt gesteld voor schade die feitelijk is veroorzaakt door een ander, vertonen een ‘stijgende populariteit’. Wat ooit als noodlot werd bestempeld, wordt vandaag de dag steeds meer tot de verantwoordelijkheid van een derde partij of autoriteit gerekend

VR 2020/179 De Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie en de begroting van personenschade

Artikel
VR 2020/179 De Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie en de begroting van personenschade Albert Verheij * * Hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder het verbintenissenrecht, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hoofdredacteur Verkeersrecht. 1. Inleiding Deze bijdrage – die een uitwerking is van een voordracht voor de Vereniging van Letselschade Advocaten op 31 januari van dit jaar – bespreekt de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: de WAMCA) die per 1 januari 2020 in werking is getreden. Na een korte historische terugblik (paragraaf 2), volgt een schets van de

VR 2020/63 Toedracht van het ongeval en zorgplicht assurantietussenpersoon.

Jurisprudentie
Het slachtoffer van een fietsongeval spreekt de ouders van de minderjarige veroorzaker van het ongeval aan. Zij verschillen van mening over de toedracht van het ongeval. Het hof acht de toedracht zoals gesteld door het slachtoffer voorshands bewezen. Het hof staat het de ouders van de minderjarige veroorzaker van het ongeval toe om tegenbewijs te leveren. In de tweede plaats stellen de ouders van de minderjarige veroorzaker van het ongeval dat de assurantietussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden door geen aansprakelijkheidsverzekering voor het gezin af te sluiten, terwijl hij de

VR 2019/159 Zorgvuldig procederen in letselschadezaken

Artikel
VR 2019/159 Zorgvuldig procederen in letselschadezaken 1) Prof. mr. Carla J.M. Klaassen * * Hoogleraar burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en bijzonder hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Curaçao. 1. Inleiding Het is me een genoegen enkele gedachten met u te mogen delen over zorgvuldig procederen in letselschadezaken. Bij voorbaat zij opgemerkt dat dit niet slechts loftuitingen betreffen. Immers, de letselschadepraktijk biedt bij uitstek voorbeelden van gevallen waarin hetgeen dat gebeurt procesrechtelijk ontoelaatbaar wordt geoordeeld

VR 2019/174 Voet uitglijdende voetganger onder bus: sprake van overmacht
(art. 185 WVW).

Jurisprudentie
In een poging om de bus te halen, rende eiser naar de bus. Daarbij gleed hij uit over een blindegeleidetegel waardoor hij een soort sliding maakte richting de bus en met zijn voet onder het voorwiel van de vertrekkende bus terechtkwam. Hij beroept zich op art. 185 WVW. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van overmacht. De bestuurder van de bus treft geen enkel verwijt ter zake van het ontstaan van het ongeval. Het ontstaan van het ongeval is daarentegen te wijten aan een fout van de voetganger. De bestuurder hoefde er geen rekening mee te houden dat de voetganger met onverminderde snelheid