Datum uitgave:
VR 2020/27 Onnodig geluid veroorzaken.
Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingericht voertuig onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door voertuigen veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden.
VR 2020/28 Parkeren. Kiss and ride-bord.
De sanctie is opgelegd voor het parkeren op een parkeergelegenheid op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven. Een verkeersbord L52 (Kiss & Ride) duidt geen parkeergelegenheid aan. Dat betekent dat de onderhavige gedraging niet is verricht. Het RVV 1990 kent ook geen andere bepaling die het parkeren in strijd met een verkeersbord L52 verbiedt. Het handelen in strijd met dit verkeersbord kan daarom geen basis vormen voor de oplegging van een sanctie.
VR 2020/29 Parkeren. Inrit. Uitrit.
De uitmonding tevens toegang tot het bedrijventerrein, waar het voertuig geparkeerd stond, moet als in- of uitrit worden aangemerkt. Het verbod te parkeren voor een in- of uitrit strekt
zich niet uit tot het parkeren op een uitrit.
VR 2020/30 Geslotenverklaring. Milieuzone.
Artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wahv brengt mee dat indien in het kader van de aanwending van rechtsmiddelen tegen de oplegging van een sanctie op grond van de Wahv de rechtmatigheid van de bebording en het daaraan ten grondslag liggende verkeersbesluit wordt betwist, door de officier van justitie in administratief beroep en de rechter zal moeten worden onderzocht of dat besluit ten tijde van de gedraging rechtskracht had en of dat besluit niet later in een bestuursrechtelijke procedure is vernietigd of met terugwerkende kracht tot (vóór) het tijdstip van de gedraging is
VR 2020/31 Parkeren. Gehandicaptenparkeerplaats. Gevaarzetting?
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”.De verbalisant heeft vastgesteld dat het voertuig van de
betrokkene (deels) stond geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats. In
artikel 26 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
is bepaald dat op een gehandicaptenparkeerplaats slechts een motorvoertuig op
meer dan twee wielen mag worden geparkeerd waarin een geldige