Strafbeschikking niet meer weg te denken in strafbestel

VR-kort
Bericht
11 januari 2019

De strafbeschikking blijkt bij veelvoorkomende strafbare feiten, zoals rijden onder invloed, winkeldiefstal, vandalisme en ordeverstoring, een adequate manier om een sanctie op te leggen. Sinds 2008 kan het Openbaar Ministerie (OM) strafbeschikkingen buiten de rechter om uitvaardigen. Dit invoeringstraject is nog niet afgerond en het OM blijft de werkwijze verbeteren. Uit de evaluatie van de Wet OM-afdoening blijkt wel dat de strafbeschikking niet meer is weg te denken in het stelsel van rechtshandhaving. Ten opzichte van een transactie is de strafbeschikking als buitengerechtelijke procedure voor verdachten juridisch beter geregeld.
Dit blijkt uit een brief die minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer heeft gestuurd in reactie op de evaluatie van de Wet OM-afdoening. In de jaren na de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening in 2008 is de strafbeschikking als buitengerechtelijke afdoening stapsgewijs doorgevoerd. Dit invoeringstraject is nog niet afgerond en duurt naar verwachting tot 2021. Het OM blijft de werkwijze verbeteren.
Zo heeft het OM onlangs aangekondigd dat per 1 januari 2019 een aangepaste Aanwijzing OM-strafbeschikking in werking treedt. Hierdoor wordt bij het bepalen van de strafmaat door de officier van justitie meer rekening gehouden met de straf die een rechter zou opleggen. Tevens is het OM het interne Kwaliteitsprogramma Strafvordering OM2020 begonnen, waarbij de organisatie kritisch naar zichzelf kijkt en verbeteringen doorvoert.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad houdt toezicht op het OM en volgt de uitvoeringspraktijk van de OM-afdoening van strafzaken kritisch. Uit rapporten van de procureur-generaal blijkt dat het OM de werkwijze de afgelopen jaren met grote inzet en voortvarendheid heeft verbeterd. Op zowel de schuldvaststelling, kwaliteit van dossiers en de doorlooptijden is de afgelopen jaren vooruitgang geboekt, zo constateerde ook de toezichthoudende procureur-generaal bij de Hoge Raad in 2017.
Naar het oordeel van de onderzoekers van de evaluatie OM-afdoening draagt de strafbeschikking bij aan de hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen aan de Wet OM-afdoening. Daarbij gaat het niet alleen om het vergroten van de doelmatigheid doordat de rechtspraak wordt ontlast van zogenoemde bulkzaken. Maar het gaat ook om het versterken van de juridische grondslag ten opzichte van de transactie, door de verplichting bij de strafbeschikking om de verdachte te horen en de mogelijkheid van rechtsbijstand. Als verdachten het niet eens zijn met de sanctie, kunnen zij, kosteloos, in verzet. Dan wordt de hele zaak door de strafrechter beoordeeld. Als het gaat om de vrees voor onterechte sancties, blijkt ook niet dat bij een OM-strafbeschikking vaker verzet wordt aangetekend dan hoger beroep bij een rechtelijk vonnis.

Bron: 
Nieuwsbericht ministerie van JenV d.d. 20 december 2018