Letselschade Raad draait voor slachtoffers de klok meer dan twintig jaar terug: analyse van Handreiking Zorgschade

VR-kort
Artikel
16 november 2021

Edwin Bosch, Tim Bueters, Coen de Koning en Mona de Vries-Meijer
In januari 2021 publiceerde de Letselschade Raad de concept-Financiële Paragraaf bij de Handreiking Zorgschade (2017) voor externe consultatie.
De Letselschade Raad stelde eerder al verschillende richtlijnen op om veelvoorkomende schadeposten in letselschadezaken zonder al te veel discussie te kunnen vaststellen. Die richtlijnen zijn echter lang niet altijd een redelijk uitgangspunt voor de schaderegeling. Zo is er met name op de richtlijnen Huishoudelijke Hulp en Verlies Zelfwerkzaamheid kritiek gekomen, zowel over de gehanteerde uurtarieven als de volgens de richtlijnen benodigde uren.
Weliswaar worden de Handreiking en de Financiële Paragraaf niet onder de richtlijnen geschaard, ze hebben daar wel trekken van. Het concept van de Financiële Paragraaf gebruikt onder andere tarieven uit de richtlijn Huishoudelijke Hulp. Bovendien is het streven van de opstellers van de Handreiking Zorgschade om deze te laten opnemen in het curriculum van de (beroeps)opleidingen, waaronder die van arbeidsdeskundigen, ergotherapeuten en de leergang ‘Middelzwaar en Zwaar Letsel’.
De Handreiking Zorgschade is bedoeld als handvat voor het zorgvuldig regelen van de zorg die een letselschadeslachtoffer nodig heeft. Dan zouden de uitgangspunten in overeenstemming moeten zijn met die van het Nederlands schadevergoedingsrecht. Het voorliggende concept is echter op wezenlijke onderdelen strijdig daarmee. De Letselschade Raad heeft de handschoen opgepakt toen het wetsvoorstel Affectie- en Zorgschade werd gesplitst en het onderdeel zorgschade uit het zicht raakte. Maar het huidige voorstel strijdt met alle uitgangspunten van het Losser/Kruidhof-arrest en het wetsvoorstel.
Het uitgangpunt dat de sociaalrechtelijke regelingen uitgeput moeten worden voordat de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij kan worden aangesproken, is in strijd met wat in het wetsvoorstel werd voorgesteld. De keuzevrijheid van het slachtoffer, die door de Hoge Raad en de wetgever op de eerste plaats werd gesteld, is in de Handreiking verdwenen.
Ook door de financiële uitgangspunten van de Handreiking zal het slachtoffer eerder dwang dan keuzevrijheid ervaren. Als er al bedragen moeten worden genoemd, vinden de auteurs dat die in lijn moeten zijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad en het wetsvoorstel Zorgschade, te weten: billijke, op de tarieven van professionele hulpverleners afgestemde tarieven voor de zorg en hulp die de informele zorgverleners aan hun naasten verschaffen. Bovendien is er niets terug te vinden van de in 2014 gewenste verruiming van de schadevergoeding voor mantelzorgers, die soms hun goedbetaalde baan (gedeeltelijk) willen opzeggen om voor een naaste te zorgen. Daarmee ontbreekt in de Handreiking de menselijke factor, die in deze schrijnende zaken zo belangrijk is.
Wil het goed komen met de Handreiking, dan zal onder een nieuwe versie alsnog de vereiste juridische bodem moeten worden gelegd. Dit keer vanzelfsprekend wél met inachtneming van arresten van de Hoge Raad en met een stevige inbreng van de zijde van de slachtofferadvocatuur. Gebeurt dat niet, dan is er wat de auteurs betreft geen plaats voor deze Handreiking in het Nederlandse schadevergoedingsrecht. En dan zou de zorgschade weer snel op de politieke agenda moeten om de zorgschade alsnog goed wettelijk te regelen.
 

 

Bron: 
Letsel & Schade 2021, afl. 3, p 16-24