VR 2025/74 Vervallen tenaamstelling voertuig.
RDW heeft de tenaamstelling van een voertuig vervallen verklaard aangezien een hoofdonderdeel niet te identificeren is.
RDW heeft de tenaamstelling van een voertuig vervallen verklaard aangezien een hoofdonderdeel niet te identificeren is.
De kantonrechter heeft de hoogte van de sanctie verhoogd om hoger beroep mogelijk te maken. Het hof vernietigt deze beslissing aangezien dit in strijd is met art. 2 lid 3 Wahv en het verbod van reformatio in peius.
De betrokkene heeft een voertuig rechts ingehaald dat stond te wachten voor een rood verkeerslicht. Toen het verkeerslicht groen werd, was de betrokkene onder de veronderstelling dat de auto zou optrekken. Dit bleek echter niet het geval, waardoor de betrokkene naar rechts uitweek. De betrokkene stelt dat hij hiertoe werd gedwongen door het ingebouwde 'lane assist-systeem' in zijn auto. De betrokkene bekent dat hij mogelijk een inschattingsfout heeft gemaakt. Het hof is van oordeel dat de betrokkene zijn snelheid bij het naderen van het verkeerslicht had moeten minderen in plaats van uit te
De betrokkene wordt verweten dat hij met zijn voertuig de maximumsnelheid buiten de bebouwde kom met 6 km/u heeft overschreden. De gemachtigde van de betrokkene heeft in het beroepschrift onder meer verzocht om het boetebedrag te wijzigen omdat het sanctiebedrag per 1 maart 2022 is verlaagd naar € 33,-. De kantonrechter stelt de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk, in die zin dat de boete moet worden gematigd tot € 42,- vanwege gewijzigde wetgeving. Volgens rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet in een geval als dit een (proces)kostenvergoeding worden toegekend voor zowel de
Het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden formuleert een aantal voorwaarden en uitgangspunten. Een deel daarvan raakt de wijze waarop de gemeentelijke boa van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een sanctie gebruik maakt en is zodanig dwingend geformuleerd dat dit als beleidsregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv moet worden aangemerkt. Wordt aan die voorwaarden en uitgangspunten niet voldaan, dan mag de gemeentelijke boa niet gebruik maken van zijn bevoegdheid een administratieve sanctie ter zake van het negeren van een
Betrokkene heeft een sanctie opgelegd gekregen voor het langdurig en onnodig gebruik van zijn claxon. Hij heeft een boete gekregen voor het 'onnodig geluid veroorzaken' ex. art. 57 RVV. In hoger beroep betoogt de verdachte dat het luiden van zijn claxon onder het aangeven van 'signalen' valt ex. art. 28 RVV. Het hof wijzigt het delict naar art. 28 RVV aangezien hij op grond van de tekst van art. 28, 31 en 57 RVV en de Nota van toelichting bij deze artikelen meent dat geluidssignalen enkel door art. 28 en 31 RVV worden beheerst.
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990 (milieuzone)”. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene de bestelauto waarmee de gedraging is verricht medio oktober 2019 in verband met een verhuizing voor enkele dagen als vriendendienst had uitgeleend. Het voertuig is vervolgens niet teruggebracht, terwijl deze zogenaamde vriend zich onbereikbaar houdt voor de betrokkene. Omdat nadien diverse misdrijven en overtredingen
Bij deelname aan het verkeer op de openbare weg mag een betrokkene er in beginsel niet op rekenen onbevangen zichzelf te kunnen zijn, zodat bij toezicht op de naleving van verkeersregels het recht op privacy niet snel geschonden zal zijn. Het over enige afstand volgen van voertuigen ten einde toezicht te houden op de naleving van verkeersregels levert een dergelijke inbreuk op zichzelf niet op.
De Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar bepaalt voor buitengewoon opsporingsambtenaren als hier die behoren tot het domein openbare ruimte dat digitaal handhaven slechts mogelijk is voor het negeren van een C-bord of voor de overtreding van artikel 5, 6 of 10 van het RVV 1990 die volgt uit het negeren van een G-bord. In deze zaak is weliswaar sprake van een (vermeende) overtreding van artikel 10 van het RVV 1990, maar niet een die volgt uit het negeren van een G-bord. Voor zover de door het openbaar ministerie opgestelde kaders voor digitaal handhaven deze eis niet stellen