Verkeersrecht 2025-3

Editie
VR 2025-3_cover
Datum uitgave: 

VR 2025/28 Artikel 6 WVW 1994. Verkeersongeval met dodelijke afloop. Roekeloos rijgedrag.

Jurisprudentie

Het hof acht bewezen dat verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos te rijden. Hij overschreed een dubbele doorgetrokken streep, reed met een hogere snelheid dan was verantwoord gezien de weersomstandigheden en heeft een andere auto aangereden. Hierbij is de passagier om het leven gekomen en heeft de bestuurder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaren. Verdachte toonde eerder

VR 2025/29 Artikel 6 WVW 1994. Opzettelijk in ernstige mate schenden meerdere verkeersregels. Rijden onder invloed van alcohol. Overlijden fietser. Geslaagde mediation.

Jurisprudentie

De verdachte reed, na alcohol te hebben gedronken, met een huurscooter van Amsterdam Centraal Station naar het Rembrandtplein. Hij negeerde daarbij verkeersborden, reed in een voetgangersgebied en filmde met zijn telefoon. Bij het Muntplein botste hij tegen een fietser, die ter plaatse overleed. De verdachte verliet de plaats van het ongeval en werd later aangehouden in Breda. Zijn bloedalcoholgehalte was significant hoger dan toegestaan. Het gedrag van de verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. De rechtbank stelt vast dat de verdachte bewust de verkeersregels heeft geschonden en

VR 2025/30 Artikel 6 WVW 1994 met dodelijke afloop. Botsing met achterlangs lopend slachtoffer bij achteruitrijden. Uitkomst mediation meegewogen bij bepaling straf.

Jurisprudentie

De verdachte stond met zijn bestelauto geparkeerd bij de ingang van een appartementencomplex om een pakketje af te leveren. Na het bezorgen van het pakketje reed hij ongeveer 50 meter achteruit in een poging om het terrein te verlaten. Tegelijkertijd liep het slachtoffer achter de bestelauto langs, waardoor zij werd geraakt, ten val kwam en werd overreden. Als gevolg hiervan is het slachtoffer om het leven gekomen. De rechtbank constateert dat de verdachte bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre het slachtoffer voorrang had moeten verlenen en derhalve een ernstige verkeersfout heeft

VR 2025/31 Tramongeval met voetganger. Aansprakelijkheid werkgever van trambestuurder.

Jurisprudentie

Op 15 december 2014 werd appellante als voetganger aangereden door een tram van HTM in Den Haag. Zij stak de tramrails over zonder te kijken. Ze raakte ernstig gewond en werd later volledig arbeidsongeschikt verklaard. HTM wees volledige aansprakelijkheid af, maar bood aan om 60% van de schade te vergoeden. Appellante weigerde dit aanbod. De trambestuurder verklaarde dat de tram niet op tijd kon stoppen en dat de voetganger waarschijnlijk door rood licht liep. Haar zicht werd mogelijk belemmerd door een paraplu. Deze feiten staan vast en worden in hoger beroep niet betwist. Eerder oordeelde de

VR 2025/32 Schadevergoeding. Opvolgende persoonlijke onderzoeken. Onrechtmatig verkregen bewijs.

Jurisprudentie

Op 29 september 2015 werd X van achteren aangereden door een auto. Aegon, de WAM-verzekeraar van de autobestuurder die X aanreed, had de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. X was vijf jaar lang in loondienst werkzaam als technisch adviseur c.q. rayonleider voordat hij in 2005 zelfstandig ondernemer in de spuitmachinebranche was geworden. Na het ongeval werkte hij ondanks medische beperkingen 15-20 uur per week. Anonieme tips over mogelijke fraude leidden niet tot onderzoek. In latere jaren ontving X leningen en waren er re-integratiepogingen. Er ontstonden financiële en medische