VR 2011/85, Bijlage 2

VR 2011/85
2011-10-17
Bijlage 2
VR 2011/85
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter regeling van de schadecompensatie in verband met strafvorderlijk overheidsoptreden (Wet schadecompensatie strafvorderlijk overheidsoptreden)
VOORSTEL VAN WET (Consultatieversie 16 oktober 2007)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen betreffende de schadecompensatie in verband met strafvorderlijk overheidsoptreden en daartoe het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten te wijzigen;
Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A. De
tweede afdeling
A
van
Titel IV
van het
Eerste boek
vervalt.
B. Na
artikel 135
wordt een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 135a
1. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de
artikelen 50, tweede lid
, tweede volzin,
345
,
379
en
396
.
2. Voor de toepassing van de Algemene termijnenwet worden de termijnen, gesteld in de
artikelen 265, eerste lid
,
370, eerste lid
, en
398
, sub 1°, als termijnen in de zin van
artikel 1, tweede lid
, van die wet aangemerkt.
C. In
artikel 457, tweede lid
, vervalt ‘, met dien verstande dat het
eerste lid
van
artikel 481
geene toepassing vindt’.
D.
Artikel 481
vervalt.
E. In
artikel 550, eerste lid
, wordt ‘de
artikelen 89-93
’ vervangen door: de
artikelen 593 tot en met 594
en
596 tot en met 600
.
F. In
artikel 552ff
wordt ‘De
artikelen 52-93
zijn van overeenkomstige toepassing’ vervangen door: de
artikelen 52 tot en met 88
en
593 tot en met 600
zijn van overeenkomstige toepassing.
G. Het opschrift van
Titel II
van het
Vijfde boek
komt te luiden:
TITEL II PROCESKOSTEN EN ANDERE BIJZONDERE KOSTEN
H.
Artikel 591
wordt als volgt gewijzigd:
1. In
artikel 591, eerste lid
, wordt ‘voor zover de aanwending dier kosten’ vervangen door: voor zover de aanwending van die kosten.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verzoek wordt ingediend bij het College van procureurs-generaal. De
artikelen 594, derde tot en met zevende lid
,
596
,
598, tweede tot en met vierde lid
,
599
en
600
zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Het derde en vierde lid vervallen.
3. Onder vernummering van het vijfde tot het derde lid wordt na ‘
artikelen 552a tot en met 552b
’ ingevoegd: alsmede het beroep bedoeld in de
artikelen 552d, tweede lid
, en
552f, zesde lid
.
I.
Artikel 591a
wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin van het eerste lid wordt de zinsnede ‘Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: In het geval als bedoeld in
artikel 594, eerste lid
, onder a.
2. In de eerste zin van het tweede lid wordt de zinsnede ‘Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht’ vervangen door: In het geval als bedoeld in
artikel 594, eerste lid
, onder a.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. De toekenning van een vergoeding heeft steeds plaats indien en voorzover daartoe alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het verzoek wordt ingediend bij het College van procureurs-generaal. De
artikelen 594, derde tot en met zevende lid
,
596
,
598, tweede tot en met vierde lid
,
599
en
600
zijn van overeenkomstige toepassing.
J. In
artikel 592, eerste lid
, vervalt: op de begroting van de rechter-commissaris of van de officier van justitie.
K.
Artikel 593
vervalt.
L. Na
artikel 592a
wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
TITEL III SCHADECOMPENSATIE
Artikel 593 [toepassingsbereik/terminologie]
1. Schadecompensatie in gevolge deze titel is mogelijk voor zover bij of krachtens wettelijk voorschrift of op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie niet anders is bepaald.
2. Indien de gewezen verdachte dan wel andere rechtstreeks belanghebbende in de zin van
artikel 595, eerste lid
, is overleden, kan een verzoek om vergoeding ook door diens erfgenamen worden gedaan. Tenzij anders is bepaald worden in dat geval met de verzoeker gelijkgesteld de erfgenamen van deze verzoeker.
Artikel 594 [verzoeken van gewezen verdachten]
1. Een gewezen verdachte die rechtstreeks schade lijdt ten gevolge van strafvorderlijk handelen van een overheidsorgaan, kan een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal, indien:
a. de zaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht of de in artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel is opgelegd, of
b. het strafvorderlijk handelen onrechtmatig was in de zin van
artikel 597, derde lid
, of
c. de gewezen verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak tijd in verzekering, voorlopige hechtenis of klini-sche observatie heeft doorgebracht, terwijl er geen aftrek van deze tijd mogelijk is op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Voor een vergoeding kan tevens in aanmerking komen de schade die een gewezen verdachte heeft geleden ten gevolge van klinische observatie dan wel ten gevolge van een vrijheidsbeneming die hij in het buitenland heeft ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering dan wel overlevering.
Het in het eerste lid onder c bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de tijd die de gewezen verdachte ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering dan wel overlevering in detentie in het buitenland heeft doorgebracht.
3. Het verzoek kan slechts worden ingediend na de beëindiging van de zaak.
4. Indien meer feiten gevoegd worden behandeld, worden deze voor de toepassing van deze bepaling als één zaak aan-gemerkt, tenzij tussen deze feiten geen relevant verband bestaat.
5. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de verzoeker;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de geleden of de te lijden schade;
d. de gronden van het verzoek.
6. Indien een verzoek om vergoeding door een erfgenaam van de gewezen verdachte is gedaan, blijft een vergoeding van het door de gewezen verdachte geleden nadeel dat niet in vermogensschade bestaat achterwege. Indien de gewezen verdachte na het indienen van zijn verzoek of na instelling van hoger beroep is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
7. Indien het College van procureurs-generaal oordeelt dat de zaak niet van eenvoudige aard is en door de rechtbank dient te worden behandeld, verwijst hij de zaak naar het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd of zou worden vervolgd of anders het laatst werd vervolgd.
Artikel 599
is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 595 [verzoeken van derden]
1. Andere rechtstreeks belanghebbenden dan de verdachte of gewezen verdachte kunnen een schriftelijk verzoek indienen ter vergoeding van de schade die zij hebben geleden ten gevolge van strafvorderlijk handelen door een overheidsorgaan.
2. Het verzoek kan tevens worden ingediend door de verzekeraar ten aanzien van een vordering waarin hij is gesubrogeerd of die hij door overdracht heeft verkregen.
3. Het verzoek kan worden ingediend zodra de verzoeker met de geleden of te lijden schade bekend is geworden.
4.
Artikel 594, vijfde lid
tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 596 [afdoening door het College van procureurs-generaal]
1. Het College van procureurs-generaal beslist binnen acht weken na de ontvangst van het verzoekschrift en wijst daarbij de draagplichtige rechtspersoon aan. Indien het belang van het onderzoek naar de gegrondheid van het verzoek dan wel de wijze van schadecompensatie dit vordert, kan het College van procureurs-generaal de beslissing omtrent het verzoek uitstellen.
2. De beslissing wordt onverwijld aan de verzoeker betekend, met de vermelding van de mogelijkheid en de termijn van het instellen van beroep.
3. Hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de behandeling van het verzoek.
Artikel 597 [Maatstaf schadecompensatie en criteria voor schadecompensatie]
1. Indien de schadeveroorzakende gedraging rechtmatig was, kan aan de verzoeker een schadecompensatie worden toegekend in geval de rechtstreeks benadeelde onevenredig is getroffen door het besluit of de handeling en de schade die hierdoor is veroorzaakt uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico. Een verzoek tot schadevergoeding kan worden afgewezen indien en voor zover:
a. de benadeelde het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard, of
b. de benadeelde heeft nagelaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen, of
c. de benadeelde een vergoeding daarvan langs andere weg heeft verkregen of kan verkrijgen, of
d. de schade anderszins redelijkerwijs geheel of ten dele ten laste van de benadeelde behoort te blijven.
2. Indien de schadeveroorzakende gedraging onrechtmatig was, wordt aan de verzoeker een schadecompensatie toegekend, tenzij de schade naar de maatstaven van het civiele recht redelijkerwijze voor zijn rekening behoort te blijven.
3. De rechtmatigheid dan wel onrechtmatigheid van de schadeveroorzakende handeling wordt beoordeeld naar het tijdstip waarop deze handeling plaatsvond.
Artikel 598 [schade en wijze van schadecompensatie]
1. Onder schade is mede begrepen het nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. Artikel 106 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte alsmede de wijze van schadecompensatie.
3. Indien een schadevergoeding wordt toegekend aan een gewezen verdachte, wordt het uit te keren bedrag verrekend met geldboeten en andere aan de Staat verschuldigde geldsommen, tot betaling waarvan de verzoeker bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest in een strafzaak is veroordeeld of tot betaling waartoe de verzoeker op grond van een jegens hem uitgevaardigde, onherroepelijk geworden strafbeschikking verplicht is, een en ander voor zover die nog niet door hem zijn voldaan.
4. De artikelen 81 tot en met 89, 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Een compensatie voor de schade die door een gewezen verdachte is geleden, kan hieruit bestaan dat de dagen die de gewezen verdachte op grond van een bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht – geheel of gedeeltelijk – in mindering worden gebracht op de tenuitvoerlegging van een uit anderen hoofde opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraf.
6. Een compensatie kan tevens bestaan uit een openbaarmaking van de beschikking, indien hierom is verzocht door verzoeker.
7. Artikel 310, 313 en 316 tot en met 321 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn van verjaring van een rechtsvordering van een gewezen verdachte of diens erf-genaam eerst aanvangt op de dag, volgende op die waarop de strafzaak tegen de gewezen verdachte beëindigd is.
Artikel 599 [beroep]
1. Tegen de door het College van procureurs-generaal genomen beslissing staat de verzoeker of zijn erfgenamen binnen veertien dagen nadat de beschikking in persoon aan hen is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de beschikking hen bekend is, beroep open bij het gerechtshof binnen het rechtsgebied waarvan de zaak die aanleiding was tot het strafvorderlijk optreden werd of zou worden vervolgd of anders het laatst werd vervolgd. De behandeling door de raadkamer vindt in het openbaar plaats.
2. De verzoeker is niet-ontvankelijk indien terzake van dezelfde schade eerder uitspraak is gedaan, tenzij door de verzoeker nieuwe omstandigheden zijn aangevoerd die, waren zij de raadkamer bekend geweest, tot een andere beslissing omtrent dat eerdere verzoek hadden kunnen leiden.
3. Is de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk of het verzoek kennelijk ongegrond, dan kan het gerechtshof zonder nader onderzoek de verzoeker niet-ontvankelijk of het verzoek ongegrond verklaren.
4. Behoudens in het geval bedoeld in het derde lid wordt de verzoeker gehoord, althans behoorlijk daartoe opgeroepen.
5. Indien de raadkamer zulks met het oog op het in te stellen onderzoek noodzakelijk acht, gelast zij – zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging – tegen een door haar te bepalen tijdstip de dagvaarding of schriftelijke oproeping van getuigen of deskundigen. De
artikelen 260, eerste lid
,
263
,
264
,
274
,
275
en
276, eerste tot en met derde lid
, zijn van overeenkomstige toepassing.
6. Indien het belang van het onderzoek naar de gegrondheid van het verzoek dan wel de hoogte of wijze van schade-compensatie dit vordert, kan de raadkamer de beslissing omtrent het verzoek uitstellen.
7. Ten aanzien van de verzoeker vinden de
artikelen 447, eerste
en
zevende lid
,
448, eerste lid
,
449, eerste lid
,
450 tot en met 451a
, en
artikel 452 tot en met 455
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in
artikel 449, eerste lid
bedoelde verklaring dient te worden afgelegd bij het College van procureurs-generaal.
8. De beschikking wordt onverwijld aan de verzoeker betekend.
Artikel 600 [cassatie]
1. Tegen de beschikking ingevolge
artikel 599
kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschikking en kunnen de verzoeker of zijn erfgenamen binnen veertien dagen nadat de beschikking in persoon aan hen is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de beschikking hen bekend is, beroep in cassatie instellen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de verzochte vergoeding ten hoogste € 500,- bedraagt, afgezien van de gevorderde wettelijke rente.
ARTIKEL II
In de bij artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht behorende
bijlage
wordt in
paragraaf A
na onderdeel 7 een onderdeel toegevoegd, luidende:
8. De artikelen 591a,
594
en
595
van het Wetboek van Strafvordering.
ARTIKEL III
Artikel 67, eerste lid, van de Overleveringswet komt te luiden:
1. In gevallen waarin de overlevering is geweigerd, kan de opgeëiste persoon een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, bevolen krachtens deze wet. De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL IV
Artikel 59, eerste lid, van de Uitleveringswet komt te luiden:
1. In gevallen waarin de uitlevering bij onherroepelijk rechterlijk gewijsde ontoelaatbaar is verklaard, kan de opgeëiste persoon een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, bevolen krachtens deze wet. De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL V
Artikel 44, eerste lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof komt te luiden:
1. In gevallen waarin de overlevering bij onherroepelijk rechterlijk gewijsde ontoelaatbaar is verklaard, kan de opgeëiste persoon een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van de vrijheidsbeneming, bevolen krachtens deze wet. De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL VI
In artikel 106, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 wordt ‘Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De
artikelen 90
en
93
’ vervangen door: De
artikelen 597
en
598
.
ARTIKEL VII
Artikel 164, negende lid van de Wegenverkeerswet 1994 komt te luiden:
9. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor de toepassing van het eerste of vierde lid niet is toegelaten, kan de verdachte een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij ten gevolge van die toepassing heeft geleden.
De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL VIII
Artikel 11.7, zesde lid van de Wet luchtvaart komt te luiden:
6. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor toepassing van het eerste of tweede lid niet is toegelaten, kan de gewezen verdachte een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij die hij ten gevolge van die toepassing heeft geleden. De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing
ARTIKEL IX
Artikel 32 van de Wet op de economische delicten komt te luiden:
Artikel 32
1. Indien de zaak eindigt hetzij zonder oplegging van straf of maatregel, hetzij met oplegging van een zodanige straf of maatregel, dat de opgelegde voorlopige maatregel als onevenredig hard moet worden beschouwd, kan de verdachte een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij heeft geleden hij ten gevolge van de opgelegde voorlopige maatregel.
2. De artikelen 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL X
Artikel 67 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen komt te luiden:
Artikel 67
1. In gevallen waarin onherroepelijk is vastgesteld dat tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing in Nederland niet behoort plaats te vinden, kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor schade die hij heeft geleden en kosten die hij heeft gemaakt ten gevolge van voorlopige vrijheidsbeneming bevolen krachtens deze wet. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
2. De artikelen 591, 591a, 593, tweede lid,
594
en
596 tot en met 600
van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XI
In artikel 21, eerste lid Wet overgang bijzondere rechtspleging wordt: ‘De artikelen 57-69, 73, 77-86, 88-90, 92 en 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing’ vervangen door: De
artikelen 57 tot en met 69
,
73
en
77 tot en met 86
en
88
zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XII
Artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden:
Artikel 15d
In gevallen waarin het gerechtshof een vordering geheel of gedeeltelijk afwijst kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, ondergaan uit hoofde van het
tweede lid van artikel 15b
. De
artikelen 593, tweede lid
,
594, derde tot en met zevende lid
,
596 tot en met 600
zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XIII
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 april 2006 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling (30 513) tot wet is verheven en die wet in werking getreden is op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A. Onderdeel XII vervalt.
B. Artikel 15k van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden:
Artikel 15d
In de gevallen waarin een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt afgewezen of het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek tot schadecompensatie indienen bij het College van procureurs-generaal voor de schade die hij heeft geleden ten gevol-ge van vrijheidsbeneming, ondergaan uit hoofde van
artikel 15h, vijfde lid
. De
artikelen 593, tweede lid
,
594, derde tot en met zevende lid
,
596 tot en met 600
zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XIV
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2003 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met de vergoedbaarheid van schade als gevolg van het overlijden of ernstig en blijvend letsel van naasten (28 781) tot wet is verheven en die wet in werking is getreden, wordt deze wet als volgt gewijzigd.
A. In
artikel I
onderdeel I wordt aan het voorgestelde
artikel 594
een lid toegevoegd luidende
8. Indien de gewezen verdachte ten gevolge van de uitoefening van een strafvorderlijke bevoegdheid ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen, kan het verzoek tevens worden ingediend door de personen, bedoeld in artikel 107, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de in het eerste lid, onder b, van dat artikel bedoelde vordering. Indien de gewezen verdachte ten gevolge van de uitoefening van een strafvorderlijke bevoegdheid is overleden, kan het verzoek tevens worden gedaan door de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen.
B. In
artikel I
onderdeel I wordt in het voorgestelde
artikel 595, vierde lid
, de zinsnede ‘
Artikel 594, vijfde lid
tot en met zevende lid’, vervangen door: Artikel 594, vijfde lid tot en met het achtste lid.
ARTIKEL XV
De artikelen van deze wet zijn niet van toepassing op verzoeken tot schadecompensatie die zijn ingediend vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet.
ARTIKEL XVI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL XVII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet schadecompensatie strafvorderlijk overheidsoptreden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,