Zorg en ondersteuning in 2015

VR-kort
Artikel
11 november 2015

Mr. dr. M.F. Vermaat
Sinds 1 januari 2015 is de zorg in Nederland volledig opnieuw georganiseerd. Het streven is dat ouderen en mensen met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig, dat wil zeggen thuis, blijven wonen. Tevens wordt beoogd de kosten van de zorg te drukken.
De gemeenten moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Dat is in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geregeld. Uitgangspunt is dat de gemeente pas bijspringt als is gebleken dat iemand het probleem niet zelf kan oplossen. Belangrijk aspect daarbij is dat wordt gekeken wat iemand zelf nog kan en wat familie, vrienden of buren kunnen doen. Als het probleem niet ‘op eigen kracht’ of met hulp van familie, vrienden of buren kan worden opgelost of met behulp van algemene voorzieningen, dan kan een zogeheten maatwerkvoorziening (= een individuele voorziening) worden gegeven.
Een algemene voorziening is een voorziening waarvan in beginsel iedereen gebruik kan maken. Kenmerk van zo’n voorziening is dat er enige vorm van gemeentelijke bemoeienis mee is, zoals een boodschappendienst of maaltijdenservice. Veel gemeenten zijn ertoe overgegaan om de hulp in de huishouding in een algemene voorziening te gieten. De manier waarop dat gebeurt, verschilt per gemeente.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen die ook door iemand zonder handicap kunnen worden gebruikt, zoals een elektrische fiets. In de Wmo 2015 zijn ‘mobiliteitshulpmiddelen als de eenvoudige rollator’ algemeen gebruikelijk verklaard. Een rollator is echter wel specifiek voor mensen met een beperking gemaakt. Het is dan ook niet denkbeeldig dat de kostenvergelijking met vergelijkbare producten met hetzelfde doel tot resultaat gaan hebben dat meer kosten voor eigen rekening gaan komen dan voorheen.
Een maatwerkvoorziening die het sluitwerk vormt van het palet aan mogelijkheden en pas aan bod komt als de andere opties geen soelaas bieden, kan van alles zijn: een scootmobiel, een woningaanpassing, hulp bij het huishouden enz. Ook hier kunnen grote verschillen bestaan tussen gemeenten. Als er een maatwerkvoorziening wordt toegekend, dan bestaat er ook recht op een persoonsgebonden budget (PGB). Het PGB kan meerdere hoogten kennen, afhankelijk van de persoon die de zorg verleent. De uitbetaling van het PGB loopt via de Sociale Verzekeringsbank (SVB); de regie over het PGB en de zorg ligt bij de cliënt zelf.
Er is geen inkomens- of vermogensgrens in de Wmo 2015, maar de gemeente kan wel een eigen bijdrage vragen, zowel voor de maatwerkvoorziening als voor de algemene voorzieningen, met uitzondering van rolstoelen. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) int de eigen bijdrage. In tegenstelling tot de Wmo 2007 kent de nieuwe Wmo het regresrecht van gemeenten.
In de Jeugdwet is nagenoeg alle zorg voor jeugdigen samengebracht. Alleen de Intensieve Kind Zorg (IKZ) en verpleegkundige zorg voor kinderen vallen onder de zorgverzekering. De Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn in opzet en uitvoering sterk vergelijkbaar, zij het dat de terminologie verschilt. De zorgplicht of jeugdhulpplicht kan worden vergeleken met de compensatieplicht in de Wmo 2015. Dat betekent dat eerst de eigen mogelijkheden moeten worden geïnventariseerd voordat een eventuele individuele voorziening aan de orde is.
Verpleging en verzorging in de thuissituatie zitten sinds 1 januari 2015 in het basispakket van de zorgverzekering. Voorbeelden van verpleging en verzorging thuis zijn het toedienen van medicijnen en hulp bij het douchen. De huisarts of wijkverpleegkundige bepaalt of iemand voor deze zorg in aanmerking komt. In beginsel valt het overgrote deel van deze zorg onder de zorgverzekeraars, maar in de uitvoeringspraktijk blijkt dat het niet altijd duidelijk is of de zorgverzekeraar dan wel de gemeente verantwoordelijk is. Het onderscheidend criterium is of er een noodzaak tot geneeskundige zorg is. De Zvw bepaalt dat de zorg vergoed kan worden in de vorm van een Zvw-PGB en dat de zorgverzekeraar nadere voorwaarden kan stellen voor de toegang tot het Zvw-PGB. De voorwaarden zijn stringenter dan voor het PGB-Wmo of het PGB-Wlz.
Mensen die de hele dag intensieve zorg of toezicht nodig hebben, kunnen in een woonzorgcentrum of andere zorginstelling terecht. Deze zorg is in de Wlz geregeld. Net als onder de AWBZ bepaalt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of er aanspraak is op zorg uit de Wlz. Een Wlz-indicatie is in beginsel voor onbepaalde tijd.
Ondanks dat mensen met een Wlz-indicatie in een instelling terecht kunnen, is het mogelijk om met deze beperking toch thuis te wonen. Dat kan alleen als de partner of een andere mantelzorger het toezicht gaat verlenen. Er zijn verschillende mogelijkheden: 1. Volledig pakket thuis, waarmee thuis de zorg wordt geleverd van een zorginstelling in natura; 2. Modulair pakket, voor die situaties dat niet het volledige zorgaanbod van een instelling nodig is of de zorg niet volledig met een PGB kan worden geregeld, maar ook een deel in natura; 3. PGB, waarmee alle zorg zelf kan worden geregeld. Het PGB-Wlz wordt op dezelfde manier als het PGB-Wmo door de SVB uitgevoerd, maar wel onder de voorwaarden van de Wlz-uitvoerder, het zorgkantoor.
Als een Wlz-indicatie is afgegeven, heeft de gemeente geen taak meer.
Helaas is het nog steeds niet zo dat de volledige zorg door één instantie wordt geregeld. Dit is alleen het geval als er een Wlz-indicatie is afgegeven.
 

Bron: 
TVP 2015, afl. 3, p. 77-80