Whiplash in Europa en recente ontwikkelingen van de whiplashpraktijk in Zwitserland

VR-kort
Artikel
14 maart 2014

Mr. E.B.M. Denters
In Nederland is whiplash al vele jaren een actueel en veelbesproken onderwerp, maar hoe is dit in andere landen? Dit artikel geeft een schets van de whiplashpraktijk in de andere Europese landen en gaat in het bijzonder in op recente ontwikkelingen in Zwitserland.
Het Comité Européen des Assurances (CEA) heeft in 2004 een vergelijkende studie verricht naar ‘minor cervical trauma claims’. Aanleiding voor de studie was een sterke toename van ‘cervical injury claims’ bij Europese autoverzekeraars vanaf 1999. Aan het onderzoek deden tien landen mee waaronder Nederland en Zwitserland. ‘Minor cervical trauma’ werd gedefinieerd als aandoening van de nek, veroorzaakt door een acceleratie/deceleratie mechanisme zonder neurologische complicaties en zonder vast te stellen afwijkingen aan structuren zoals bot, zenuwen, ligamenten en tussenwervelschijven. Hoewel het onderzoek van oudere datum is en nadien niet meer is herhaald, kan worden gesteld dat het beeld vandaag min of meer ongewijzigd is gebleven. In Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland wordt als regel bij letsel na een whiplashtrauma – al dan niet na een medische expertise – uitgegaan van een periode van klachten of beperkingen van ten hoogste enige maanden. Alleen in Nederland en Zwitserland wordt erkend dat letsel na een whiplashtrauma blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid kan veroorzaken en kent men schaderegelingen met lange looptijden voor posten zoals inkomensverlies. In Zwitserland hebben zich in de whiplashpraktijk de afgelopen jaren echter opmerkelijke ontwikkelingen voorgedaan.
In de praktijk vóór 2008 kreeg men bij letsel na een whiplashtrauma en het aangeven van beperkingen bij arbeid min of meer standaard een invaliditeitsrente en moest de betrokken aansprakelijkheidsverzekeraar het oordeel van de sociaalverzekeraar volgen. De aansprakelijkheidsverzekeraar moest aanvullend het verlies aan arbeidsvermogen en andere posten uitkeren, veelal tot de eindleeftijd.
In de nu ontstane situatie krijgt het slachtoffer met alleen een subjectief lijden geen invaliditeitsrente meer en kan hij alleen met succes een vordering bij een aansprakelijkheidsverzekeraar indienen als hij bewijs levert van zijn schade. Aan het bewijs worden hoge eisen gesteld en in de regel zal een multidisciplinaire expertise nodig zijn. In de praktijk kan dat neerkomen op expertises door maar liefst zes disciplines, zoals een psycholoog, een neuropsycholoog, een reumatoloog, een neuroloog, een internist en een psychiater. De artsen mogen zich alleen uitlaten op hun vakgebied en moeten gemotiveerd aangeven waarom zij van mening zijn dat er, ondanks de afwezigheid van objectieve afwijkingen, blijvende beperkingen zijn. De strikte regels voor dergelijke onderzoeken zijn vanaf 2008 in meerdere uitspraken uitgewerkt en uitgebreid beschreven in ‘Die gerichtlichen Vorgaben an polydisziplinäre Gutachten bei Schleudertraumen und äquivalenten Verletzungen’.
Hoe lang deze praktijk zal aanhouden, zal moeten blijken. Volgens de pers hebben slachtofferadvocaten, revalidatiecentra en therapeuten minder werk. Verzekeraars hebben aanwijzingen dat er een verschuiving optreedt naar ‘burn-out’. Het burn-out klachtenbeeld vertoont veel overeenkomsten met dat van whiplash en een burn-out kan aanspraak geven op een invaliditeitsrente van de sociaalverzekeraar.
(VR 2014/27)
 

Bron: 
PIV-Bulletin december 2013, p. 4-7