Wetsvoorstel collectieve schadevergoedingsactie: een oplossing voor welk probleem ook alweer?

VR-kort
Artikel
08 februari 2018

Prof. mr. I.N. Tzankova
Het wetsvoorstel Collectieve schadevergoedingsactie is ingediend als gevolg van de motie Dijksma, die de onderhandelingsbereidheid van verweerders moet vergroten en de positie van belangenorganisaties in collectieve schadevergoedingsacties moet verbeteren. Het wetsvoorstel beoogt het schikken van massaclaims aantrekkelijker te maken door verbetering van de kwaliteit van collectieve belangenbehartigers, coördinatie van collectieve procedures en meer finaliteit. Om dit te bereiken wordt één regime voor alle collectieve acties geïntroduceerd, ongeacht of ze strekken tot vergoeding in geld of niet, en worden de ontvankelijkheidseisen voor belangenorganisaties aangescherpt op het punt van governance, financiering en representativiteit. De Claimcode, een zelfreguleringsinitiatief dat governanceverbetering van belangenorganisaties nastreeft, is wettelijk verankerd, financiële draagkracht wordt expliciet getoetst en er worden belangenorganisaties met een voldoende grote achterban verlangd. Tevens wordt er een scope rule geïntroduceerd die ervoor moet zorgen dat de collectieve vordering een voldoende nauwe band heeft met de Nederlandse rechtssfeer. Als meer partijen een collectieve vordering willen instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen over soortgelijke feitelijke en rechtsvragen, wijst de rechter uit hun midden de meest geschikte aan als exclusieve belangenbehartiger (ebb) voor alle gedupeerden. Een openbaar register moet dit proces faciliteren. Na de aanwijzing van een ebb kunnen gedupeerden zich aan de procedure onttrekken door middel van een opt-out. De uitspraak van Rechtbank Amsterdam, die bij uitsluiting bevoegd is om collectieve vorderingen te beoordelen, is vervolgens bindend voor alle benadeelden die niet zijn uitgestapt.
Hoewel er ook waardering is voor het wetsvoorstel, lijkt de kritische toon te domineren. In dit artikel beperkt de auteur zich tot twee aspecten die tot nu toe onderbelicht zijn gebleven, terwijl zij naar mening van de auteur voor een goed begrip van het wetsvoorstel en de discussie daaromheen essentieel zijn, en veel van de kritiek in een context plaatsen.
Hoewel het systeem van de ebb in combinatie met de voorgestelde opt-outregime vroeg in de procedure verweerders een grote dienst bewijst en hen faciliteert in hun wens naar stroomlijning en finaliteit, doet het wetsvoorstel weinig voor adequate financiering van collectieve acties. De beschikbare financieringsopties schieten tekort en één van de paar mogelijkheden die nog wel beschikbaar zijn, is die van commerciële procesfinanciering. Of deze na de introductie van het wetsvoorstel in voldoende mate beschikbaar blijft, is echter onzeker. Het anti-commerciesentiment in relatie tot privaatrechtelijke handhaving lijkt hier debet aan. Het door het wetsvoorstel niet-geadresseerde freeriderpobleem zal tot gevolg hebben dat er onvoldoende financieringsmogelijkheden zullen zijn voor legitieme collectieve acties. Voor zover er mogelijkheden zijn, zal geen concurrerende prijsvorming kunnen plaatsvinden en/of zullen minder professionele en ervaren partijen in de ontstane financieringsleemte springen. Dat zal een negatief effect hebben op de uitstraling van collectieve acties en op de toegang tot het recht voor benadeelden. Het is ook denkbaar dat de collectieve actie in onbruik raakt.
De auteur pleit ervoor dit te ondervangen door een wettelijke introductie van de ‘common fund’-doctrine, gekoppeld aan de bevoegdheid voor de rechter om zowel in het kader van collectieve acties als in het kader van collectieve schikkingen (waaronder ook de WCAM) de ‘success fee’ voor de procesfinanciers te bepalen. Dit dient te worden geflankeerd door een passende opleiding en training van de rechters die over collectieve acties gaan oordelen. Ook dient de registratieplicht te worden uitgebreid met rapportageplicht aan het einde van een collectieve actie en/of schikking, zodat een dataset kan worden gevormd die ten dienste kan staan aan een ‘evidence based’ beleidsvorming op dat terrein. Het wetsvoorstel introduceert oplossingen voor een aantal problemen in de huidige collectieve-actiepraktijk, maar de auteur betwijfelt of het ook tot realisatie van de doelstellingen van de motie Dijksma gaat leiden.
 

Bron: 
TVP 2017, afl. 4, p. 107-119