Vijf jaar deelgeschilprocedure – een evaluatie

VR-kort
Artikel
11 november 2015

Mr. S.J. de Groot en mr. J.E. van Oers
Bij de inwerkingtreding van de Wet deelgeschilprocedure in 2010 heeft de minister aangekondigd binnen vier jaar verslag te doen over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. In dit kader is in 2014 door mr. W. Wesselink in opdracht van het WODC onderzoek verricht naar de ervaringen met de deelgeschilprocedure. Het doel van de Wet deelgeschilprocedure is vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van personenschadezaken. In de evaluatie stond de vraag centraal of de deelgeschilprocedure inderdaad aan deze doelstelling voldoet.
De belangrijkste conclusie van het onderzoeksrapport is dat de deelgeschilprocedure doeltreffend is, in die zin dat daarvan een versnellende werking uitgaat op de buitengerechtelijke onderhandelingen in personenschadezaken. De deelgeschilprocedure blijkt enkele belangrijke onderhandelingsbelemmerende factoren in personenschadezaken te verminderen, zoals de onevenwichtige machtsbalans. Bovendien wordt de reeds door de Gedragscode Behandeling Letselschade en andere maatregelen in gang gezette trend om de benadeelde centraal te stellen en het minnelijk regelen te stimuleren, met de deelgeschilprocedure bevorderd.
Getoetst aan de praktijk komt naar voren dat naast de inhoudelijke rechtsvorming ook de manier waarop aan de deelgeschilprocedure invulling wordt gegeven van belang is. Dit geldt zowel voor de invulling van wat onder een deelgeschil wordt verstaan als voor de kosten aan de zijde van de benadeelde en de afbakening van de deelgeschilprocedure ten aanzien van andere gerechtelijke procedures. Hier beginnen zich verschillende lijnen in af te tekenen, maar er bestaat nog geen uniformiteit. Zo bestaat bijvoorbeeld onduidelijkheid over de vraag wanneer van een deelgeschilprocedure in de zin van artikel 1019w Rv sprake is en hoe dat moet worden beoordeeld, omdat de wet de rechter op dat punt grote vrijheid laat.
Wesselink concludeert dat aanvankelijk deelgeschilverzoeken regelmatig werden afgewezen, omdat voorafgaand aan de deelgeschilprocedure onvoldoende onderhandelingen hadden plaatsgevonden. Inmiddels wordt veelal de lijn gehanteerd dat het ontbreken van noemenswaardige onderhandelingen voorafgaand aan het verzoek niet pers se aan toegang tot een deelgeschilprocedure in de weg hoeft te staan, bijvoorbeeld wanneer er discussie bestaat over de aansprakelijkheidsvraag. Wesselink ziet eenzelfde ontwikkeling in de jurisprudentie bij de vraag of na een deelgeschilprocedure nog onderhandelingen nodig zijn. Waar aanvankelijk verzoeken regelmatig werden afgewezen omdat met de beëindiging van het deelgeschil het gehele geschil werd beëindigd en verder onderhandelen en het sluiten van een vaststellingsovereenkomst overbodig zijn, zijn inmiddels ook uitspraken gedaan waarin wordt geoordeeld dat een deelgeschil niet alleen om die reden alleen kan worden afgewezen.
Over het algemeen lijken rechters de deelgeschilprocedure meer en meer op het faciliteren van onderhandelingen toe te snijden. Dat lijkt ook het geval voor wat betreft de wijze waarop met een afwijzing op basis van het proportionaliteitscriterium wordt omgegaan. Ook is er een vrij duidelijke lijn ontwikkeld aangaande het al dan niet toestaan van voorlopige bewijsverrichtingen in een deelgeschilprocedure. Toch hangt het uiteindelijk af van de individuele rechter welke beslissing wordt genomen. Over bijvoorbeeld het begroten van de kosten aan de zijde van de benadeelde bestaat nog geheel geen uniformiteit.
Een van de conclusies van het rapport is dan ook dat uit een oogpunt van versnelling van de buitengerechtelijke procedure van belang is dat de uniformiteit zo veel mogelijk wordt bevorderd en dat de deelgeschilprocedure zo veel mogelijk dient te worden toegesneden op het faciliteren van de onderhandelingen.
Uit de uitspraken gepubliceerd na het onderzoeksrapport komt naar voren dat rechters op voornoemde punten nog niet altijd op één lijn zitten. Dit betreft met name de begroting van en veroordeling in de proceskosten. Hoewel dit niet altijd in de beschikking tot uitdrukking komt, lijken deelgeschilrechters de procedure steeds meer op het faciliteren van onderhandelingen toe te snijden. Het doorzetten van deze positieve lijn kan de deelgeschilprocedure nog beter tot haar recht laten komen.
 

Bron: 
TVP 2015, afl. 3, p. 55-63