Sport en spel. In de verlenging?

VR-kort
Artikel
15 januari 2016

Mr. dr. B.M. Paijmans
Een ongeluk tijdens sport en spel ontstaat gemakkelijk. Het vestigen van aansprakelijkheid van een medespeler is moeilijker. Sinds de arresten Heeck/Nijgh en Dekker/Van der Heide is het onomstreden dat deelnemers binnen sport of spel minder snel onrechtmatig handelen jegens elkaar dan wanneer zij zich buiten de context van deze sport of het spel zouden bevinden. In dit artikel wordt aan de hand van zowel arresten van de Hoge Raad als veel feitenrechtspraak onderzocht wanneer sprake is van een sport- of spelsituatie en voorts wanneer gedrag binnen sport of spel onrechtmatig is.
Hoewel risicoaanvaarding sinds het door de Hoge Raad is verworpen als juridisch leerstuk niet (meer) bestaat, werkt het gegeven dat deelnemers aan een sport of een spel zich vrijwillig begeven in die situatie met daaraan klevende bekende bezwaren, wel door in de vraag naar aansprakelijkheid, wanneer een dergelijk gevaar zich voordoet, en schade ontstaat. Deze doorwerking vertaalt zich in een verhoogde drempel voor het aannemen van onrechtmatig handelen van deelnemers aan sport en spel onderling.
Gedragingen die buiten de sport- of spelsituatie onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zouden zijn, hoeven binnen de spelsituatie dit karakter niet te hebben. Deelnemers aan de sport of het spel hebben naar het oordeel van de Hoge Raad tot op zekere hoogte misslagen, gevaarlijke, slecht gecoördineerde, verkeerd getimede of onvoldoende doordachte handelingen of gedragingen waartoe de activiteit uitlokt of die daarin besloten liggen, over en weer van elkaar te verwachten. Een dergelijke gedraging wordt niet onzorgvuldig op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat een der deelnemers ernstig letsel oploopt. Een eventueel ernstig gevolg van ongelukkig gedrag brengt dus geen onrechtmatigheid mee.
Onrechtmatig handelen is echter niet ondenkbaar, ook niet binnen sport en spel. Verwachtingen tussen de deelnemers onderling spelen hierbij de meest centrale rol, zo meent de auteur. Wat mochten spelers onderling van elkaar verwachten? Dit brengt mee dat spelregels een belangrijke rol innemen in de discussie. Het overtreden van de spelregels is een factor bij de beoordeling van de (on)rechtmatigheid, maar brengt niet vanwege dat enkele feit onrechtmatigheid mee. Als spelers een bal spelen, kan het spel soms een ingrijpen van een speler vergen, waarbij de kans op letsel niet uitgesloten kan worden. Ook misslagen – waarbij de regels onbedoeld worden overtreden – kunnen van medespelers worden verwacht. Daar waar de gedraging onsportief of opzettelijk wordt ingezet, vindt de verhoogde drempel echter zijn grens en zal er sprake zijn van onrechtmatig handelen, ook als binnen een sport ‘vuil spel’ gebruikelijker is. Het naleven van spelregels hoeft daarentegen niet altijd rechtmatig te zijn. Ook dan kan sprake zijn van onvoorzienbaar en/of (te) gevaarlijk gedrag van een speler. De verhoogde drempel wordt ten slotte mogelijk ook bereikt als een deelnemer – niet in het heetst van de strijd – tijd heeft om na te denken voor hij zijn gedraging inzet en dan een fout maakt.
Bij een sportieve of spelsituatie is vrij snel sprake van sport en spel in juridische zin. Daarvoor is niet vereist dat de betrokkenen rechtstreeks en met elkaar aan het wedijveren zijn. Evenmin is vereist dat de benadeelde zelf deelnam aan de sport of het spel. Beoordeeld moet worden of ten tijde van de schadeveroorzakende gedraging de door de sport of het spel bepaalde verhouding tussen de deelnemers (nog) bestaat. Die verhouding kan ook nog bestaan als de sport of het spel (net) zijn geëindigd, of tussen de sport en het spel door. Het gaat met name om de vraag of een deelnemer op een bepaald moment voor, tijdens of na de sport of het spel, bepaald gedrag van de ander (al of nog steeds) mocht verwachten. Als dat zo is, dan zal de verhoogde drempel van aansprakelijkheid onverkort gelden, ook al is de sport of het spel misschien formeel niet (meer) gaande.
Over de klassieke contactsporten, zoals voetbal en hockey, bestaat geen discussie. Dit zijn sport- en spelsituaties. Ook over andere sporten of spelen waarbij deelnemers rechtstreeks met elkaar wedijveren, bestaat eigenlijk geen discussie, zoals een zeilwedstrijd. Over sporten als tennis en schaatsen en de situatie dat de deelnemers daaraan niet rechtstreeks (in een wedstrijd) met elkaar wedijveren, bestaat evenmin (veel) discussie.
Het eenzijdig toevoegen van een onverwachter, niet ongevaarlijke activiteit kan echter een bestaande sport- of spelsituatie doorbreken en beëindigen. De verhoogde drempel van aansprakelijkheid bestaat alsdan niet (meer). Het eenzijdig beginnen van een sport of spel, zonder dat een ander dat weet of daarmee instemt, creëert waarschijnlijk niet een sport- of spelsituatie jegens die onwetende ander, zodat ook dan geen verhoogde drempel van aansprakelijkheid geldt.
Als het gaat om extreem gevaarlijke sporten of spelen, vindt de verhoogde drempel voor aansprakelijkheid naar mening van de auteur geen toepassing, maar moet eerder worden gedacht aan verweren zoals in pari delicto als gevolg waarvan de benadeelde geen beroep meer toekomt op art. 6:162 BW.
De auteur sluit af met de opmerking dat de sport- en spelmaatstaf weliswaar bijzonder is te noemen, maar behelst in haar ogen geen afzonderlijke rechtsfiguur. Het betreft een uitwerking van de algemene zorgvuldigheidsnorm, een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht ‘in het maatschappelijk verkeer betaamt’, specifiek voor de situatie van sport en spel en de verhouding tussen de deelnemers daaraan onderling. En hoewel de Hoge Raad inmiddels veel richting heeft gegeven en de geschillen doorgaans beperkt zijn tot de vragen of sprake is van sport en spel en zo ja, of de verhoogde drempel wordt behaald, blijft er voldoende ruimte voor discussie. Sport en spel zit misschien wel in de verlenging, maar dat maakt de uitkomst van geschillen niet minder spannend.

Bron: 
Letsel & Schade 2015, afl. 4, p. 5-27