Smartengeld wegens onrechtmatige schadeafwikkeling (2)

VR-kort
Artikel
13 november 2019

Mr. J.R. Meelker
In PIV-Bulletin 2019, nr. 1 besprak de auteur het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 11 december 2018. Hierin veroordeelde het hof Aegon tot betaling van € 10.000 aan smartengeld vanwege een onrechtmatige schadeafwikkeling. Mr. Mark de Hek voorzag dit arrest van een noot en prof.mr. N. Van Tiggele-van der Velde gaf er een zeer kritisch commentaar op. In dit artikel gaat de auteur op hun kanttekeningen in en bespreekt hij vervolgens een arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2019 dat voor de waardering van het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van belang is.
De auteur concludeert dat de Hoge Raad geen afstand van zijn Blauw Oog-arrest nam en rechtlijnig vaststelde dat een enkele schending van een fundamenteel recht nog geen recht op smartengeld geeft. Daarnaast is het opvallend dat de Hoge Raad benadrukte dat voor het aannemen van psychische schade vereist is dat dit naar objectieve maatstaven is vast te stellen.
Op dit punt kan dan ook worden geconcludeerd dat er vaste jurisprudentie is met betrekking tot 1. de vraag of schending van een fundamenteel recht, recht op smartengeld geeft, 2. de wijze waarop psychisch letsel in rechte moet worden vastgesteld: het bestaan daarvan moet men naar objectieve maatstaven kunnen vaststellen, 3. de notie dat meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen niet voldoende is voor de toekenning van smartengeld en 4. de mogelijke uitzondering, waarvan overigens niet snel sprake zal zijn, voor toekenning van smartengeld zonder dat eerst bewijs van psychisch letsel is geleverd.
De leer van het Blauw Oog-arrest geldt onverkort. De Hoge Raad kwam daar niet op terug en nuanceerde het ook niet. De kritiek van Van Tiggele-Van der Velde op de motivering van het hof Arnhem-Leeuwarden van het arrest van 11 december 2018 wordt door de Hoge Raad bevestigd. Voor de rechtspraktijk is er dus alle reden zeer terughoudend met dit arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden om te gaan. De beslissing van de Hoge Raad van 15 maart 2019 is wat dat betreft duidelijk genoeg.

Bron: 
PIV-Bulletin 2019, afl. 3, p. 9-13