Opzet en bewuste roekeloosheid als begrenzing voor werknemersaansprakelijkheid

VR-kort
Artikel
11 februari 2015

F.G. Laagland
Een werkgever kan de werknemer niet voor iedere tekortkoming aansprakelijk stellen. Op grond van art. 7:661 BW kan de werkgever de schade slechts op de werknemer verhalen, indien er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. In het verleden is gepleit voor aanpassing van de norm, waarbij verschillende argumenten zijn genoemd. Het eerste argument houdt verband met het arrest City Tax/De Boer, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de norm opzet of bewuste roekeloosheid in art. 7:661 BW op eenzelfde wijze moet worden uitgelegd als de gelijkluidende norm in art. 7:658 BW, waarin de werkgeversaansprakelijkheid is geregeld. Een tweede argument voor aanpassing van de norm heeft te maken met het feit dat het Burgerlijk Wetboek meer bepalingen kent die schadeveroorzakende gedragingen van werknemers normeren, zoals het zich niet gedragen als een goed werknemer (art. 7:611 BW), bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9 lid 2 BW) en de meer algemene norm van onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW).
In het artikel wordt onderzocht of de rechter in het systeem van de wet uit de voeten kan met de norm opzet of bewuste roekeloosheid uit art. 7:661 BW en in hoeverre het criterium aanpassing vereist op grond van de hiervoor genoemde argumenten. Allereerst staat de schrijver stil bij de totstandkoming van de ratio van art. 7:611 BW.
Anders dan enkele andere auteurs ziet de auteur de noodzaak van aanpassing van de norm niet. De beschermingsgedachte van art. 7:661 BW brengt mee dat werknemers ten opzichte van hun werkgever niet te eenvoudig voor schade aansprakelijk moeten zijn. Bovendien wordt de soep lang niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. De schrijver toont aan dat art. 7:611 BW voldoende mogelijkheden biedt mee te bewegen op de frequentie van de beschermingsgedachte en de hedendaagse verhoudingen op de werkvloer. Met betrekking tot art. 7:658 lid 2 BW volgt de flexibiliteit uit de systematiek van art. 7:661 BW. Naar gelang aan de kant van de werkgever sprake is van een tekortkoming, pakt de invulling van de norm opzet of bewuste roekeloosheid soms lichter en soms zwaarder uit. In het feit dat het Burgerlijk Wetboek andere normen voor aansprakelijkheid kent, ziet de auteur evenmin aanleiding tot aanpassing van art. 7:611 BW. Ditmaal vanwege de in het eerste lid, laatste volzin opgenomen uitzondering voor het geval de omstandigheden in een andere richting wijzen. Deze algemeen omschreven disculpatiegrond biedt de rechter ruimte om de beperkte aansprakelijkheid van werknemers genuanceerder te beoordelen. Via deze weg wordt recht gedaan aan situaties waarin de beschermingsgedachte minder sterk aanwezig is (bestuurder) of juist extra opgeld doet (handelen als goed werknemer).
 

Bron: 
NTBR 2015/6, afl. 1