Naar een goed geolied mechanisme voor de collectieve afwikkeling van massaschade: over claimvehikels, Engelse toestanden en het belang van een gebalanceerde kostenvergoeding

VR-kort
Artikel
07 maart 2019

Mr. dr. I. Tillema
Deze bijdrage gaat over het wetsvoorstel voor een collectieve schadevergoedingsactie en de daarin opgenomen mogelijkheid tot een (eenzijdige) volledige proceskostenvergoeding. Mede in het licht van de ontwikkeling dat verschillende soorten commerciële spelers actief zijn bij de afwikkeling van massaschade, bespreekt de auteur aan de hand van twee Engelse voorbeelden de mogelijke rol en gevolgen van een (volledige) kostenvergoeding. Deze ervaringen koppelt zij vervolgens terug naar het Nederlandse wetsvoorstel om te bezien of dit voldoende tegenwicht biedt aan eventuele ‘Engelse toestanden’.
De auteur heeft de mogelijke risico’s die in deze bijdrage aan de orde waren en de waarborgen daartegen schematisch weergegeven. Collectieve afwikkeling kan om commerciële redenen interessant zijn voor belangenbehartigers, advocaten en procesfinanciers wanneer zij in geval van succes een resultaatafhankelijke beloning ontvangen. Aan de hand van twee ‘Engelse toestanden’ zijn enkele risico’s besproken die zijn verbonden aan een (volledige) kostenvergoeding. Aan de hand van Trafigura/Motto besprak de auteur de aansprakelijkheid van gedaagden voor de volledige proceskosten van de eisende partij en de daaraan verbonden risico’s van excessieve beloningen en tijdrovende en complexe ‘satelite litigation’. Dat is niet alleen nadelig voor gedaagden, maar uiteindelijk ook voor gedupeerden en de maatschappij. Vervolgens besprak zij het alternatief uit Merricks/Mastercard, waarin de procesfinancier werd betaald uit de niet-geclaimde opbrengst. In deze variant worden de kosten van de actie gedragen door de gedaagde en benadeelden die hun schadevergoeding niet innen. Met name in acties waarbij het doel van afschrikking vooropstaat, kan dit een geschikte route zijn om de ‘toetsingslast’ van rechters te verlichten. Meer in het algemeen merkt de auteur over de toetsing van de vergoeding van belangenbehartigers (of daaraan gelieerde derden) op dat deze weliswaar wordt verzwaard, maar essentieel is voor een goede werking en reputatie van de collectieve afwikkeling van massaschade. Dit is echter geen eenvoudige taak.
De vraag of het wetsvoorstel voldoende tegenwicht biedt aan eventuele ‘Engelse toestanden’ beantwoordt zij daarom met een voorzichtig ‘ja’. Gelet op de belangrijke maar complexe taak voor de rechter en diens grote beoordelingsvrijheid benadrukt de auteur echter opnieuw de noodzaak om de vinger aan de pols te houden. In het geval dat de (administratieve) kosten de pan uit rijzen, lijkt het haar wenselijk om na te denken over normering, indicatietarieven of andere kaders voor de vergoeding van belangenbehartigers of daaraan gelieerde derden, om zo Engelse toestanden te voorkomen.

Bron: 
AV&S februari 2019, afl. 1, p. 4-11