Haftungsfragen für Schäden beim Einsatz automatisierter Fahrzeuge im Straβenverkehr

VR-kort
Artikel
09 juni 2016

Prof. Dr. Paul T. Schrader
De in toenemende mate geautomatiseerde besturing van voertuigen in het wegverkeer is van invloed op de uiteindelijke aansprakelijkheden in geval van een optredende schade. De zogenaamde ‘Vision Zero’ is een illusie. In het wegverkeer zullen doden en gewonden blijven vallen en er zullen nog steeds materiële schades ontstaan, ook al zou het hele verkeerssysteem in de toekomst geautomatiseerd zijn. De oorzaken voor het ontstaan van een schade zouden evenwel anders zijn. In de concrete situatie van het wegverkeer is een ongeval dan niet meer toe te schrijven aan een fout van of een verkeerde inschatting door een mens, maar veel vaker aan een storing in de complexe technische besturing die de rijfuncties overneemt.
De toenemende automatisering van voertuigen doet de vraag rijzen of de uiteindelijke aansprakelijkheid in geval van schade bij de inzet van dergelijke voertuigen niet aangepast dient te worden. In dit artikel komen twee belangrijke vragen aan de orde: wie is volgens het wegenverkeersrecht de ‘bestuurder’ van een zelfrijdend voertuig en welke ‘gerechtvaardigde verwachtingen’ dienen vanuit het oogpunt van de wetgeving inzake productaansprakelijkheid aan dergelijke voertuigen te worden gesteld?
De toenemende mate van automatisering van motorvoertuigen in het normale personenverkeer en de ontwikkeling naar volledig zelfrijdende auto’s leidt ertoe dat de klassieke bestuurder die het voertuig bestuurt en onder controle heeft, naar de achtergrond verdwijnt. Door het overlaten van belangrijke – door de fabrikant geprogrammeerde – rijfuncties aan de technische voorzieningen van het voertuig verschuift de hoedanigheid van de bestuurder van het voertuig naar de fabrikant. Met deze aan de fabrikant toegeschreven bevoegdheid voor het rijden van het voertuig wordt hij ook de bestuurder van het voertuig in aansprakelijkheidsrechtelijke zin.
Aan voertuigen die personen autonoom vervoeren zonder dat zij invloed hebben op de voortbeweging ervan, dienen bovendien bijzondere eisen te worden gesteld ten aanzien van de ‘gerechtvaardigde verwachting’ vanuit het oogpunt van de wetgeving inzake productaansprakelijkheid. Door de met het autonome rijden beoogde risicominimalisering bepaalt de fabrikant zelf de maatstaf voor de na te leven veiligheidseisen. Er is op zijn minst sprake van een gebrek in de zin van de wetgeving inzake de productaansprakelijkheid, als met het technische systeem niet de rijveiligheidsstandaard wordt gewaarborgd, waaraan een menselijke bestuurder in dezelfde situatie wel zou beantwoorden. De als referentie dienende menselijke bestuurder is echter slechts het minimum van de veiligheidsstandaard waaraan dient te worden voldaan.

Bron: 
Deutsches Autorecht mei 2016, afl. 5, p. 242-246