schadevergoeding

VR 2024/78 Ongeval, waterpolowedstrijd, ernstig letsel, aansprakelijkheid.

Jurisprudentie

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis feiten vastgesteld betreffende een waterpolowedstrijd tussen de zwemverenigingen ZDHC en AZL op 8 maart 2014. A en B namen deel aan de wedstrijd. Tijdens het spel heeft A B in het gezicht geraakt, wat leidde tot letsel en uiteindelijk een kaakfractuur bij B. A werd door de Tuchtcommissie gesanctioneerd wegens zeer onbesuisd spel en ernstig letsel, waardoor hij acht wedstrijden werd uitgesloten van deelname aan bindende waterpolowedstrijden. De vastgestelde feiten zijn niet in geschil in hoger beroep en vormen de basis voor verdere beoordeling door het

VR 2024/69 Verkeersongeval, deskundigenbericht, ontbreken causaal verband, omkeringsregel.

Jurisprudentie

Op 23 augustus 2012 was A betrokken bij een scooterongeval, waarbij hij in aanrijding kwam met een auto die naar rechts afsloeg. De bestuurster van de auto, verzekerd bij Allianz, erkende de aansprakelijkheid. Op 18 september 2012 was A bij een tweede ongeval betrokken, veroorzaakt door een automobilist (verzekerd bij ASR) die geen voorrang verleende. ASR erkende ook aansprakelijkheid. Allianz fungeert als regelend verzekeraar voor beide ongevallen. Ten tijde van de ongevallen werkte A in het bedrijf van zijn broer. In augustus 2016 ontving hij een duurzame IVA-uitkering van UWV en een

VR 2024/55 Procesfonds voor collectieve acties… en de rechterlijke macht dan?

Column 22 mei 2024
Sinds de introductie van de WAMCA op 1 januari 2020 staat procesfinanciering weer volop in de belangstelling. Voor degenen die dat gemist hebben: deze wet maakt de collectieve vordering van schadevergoeding mogelijk en neemt als uitgangspunt dat commerciële procesfinanciering daarbij een nuttige rol kan vervullen. Daarmee liep Nederland voorop in Europa. Veel lidstaten moesten voor het eerst serieus nadenken over de fundamentele keuzes die gemaakt moeten worden bij het ontwerp van een collectieve actie-regeling naar aanleiding van de implementatie van de Richtlijn (EU) 2020/1828 betreffende representatieve vorderingen (de “Richtlijn”). Deze moest per 25 juni 2023 geïmplementeerd zijn, maar volgens een vertegenwoordiger van de Europese Commissie had slechts 50% van de lidstaten dat tijdig gedaan.

VR 2024/60 Vrijwaringszaak, verkeersongeval, onrechtmatigheid.

Jurisprudentie

Dit betreft een vrijwaringszaak die is verbonden aan C/15/292019/ HA ZA 19-518. Automobilist X loopt met passagier Y letsel op tijdens een auto-ongeluk, waarbij ze tegen een paal in de middenberm aanbotsen. Op dezelfde rijbaan bevond automobilist B zich samen met passagier C. Automobilist X is WAM en SVI verzekerd. Automobilist X vordert een bedrag van € 435.000 van de eigen verzekeraar, NH1816. NH1816 beweert dat automobilist B onrechtmatig heeft gehandeld jegens automobilist X, waardoor de schade is ontstaan. Automobilist B is verzekerd bij ZLM. NH1816 stelt automobilist B aansprakelijk is

VR 2024/58 Verkeersongeval auto - motorscooter. Ernstige letselschade. Billijkheidscorrectie.

Jurisprudentie

Op 28 februari 2011 was X betrokken bij een ernstig verkeersongeval in Eindhoven. Hij werd op zijn motorscooter aangereden door een rechts afslaande auto. X was destijds 17 jaar oud en liep ernstig blijvend letsel op. Uit het politieonderzoek blijkt dat X en zijn duopassagier met hoge snelheid over het fietspad reden terwijl de auto rechts afsloeg. Er werden geen remsporen gevonden. De politie concludeert dat de autobestuurder geen voorrang verleend had en dat de motorscooter de maximumsnelheid van 30 km/u ruimschoots overschreed. Verschillende getuigen hebben hun waarnemingen bevestigd. X en

VR 2024/50 Letselschade. Auto-ongeval. Gebondenheid aan rapportages deskundigen.

Jurisprudentie

Op 4 juni 2003 werd eiser van achter aangereden door een bij ASR verzekerde automobilist, waardoor hij in de sloot belandde. ASR heeft de aansprakelijkheid erkend en er werd een expertisetraject gestart. In 2008 werd een psychiatrische expertise uitgevoerd en de opvolgende twee jaren onderging eiser verschillende behandelingen en onderzoeken. In 2011 werd op verzoek van eiser een deskundige benoemd en werd er een rapportage opgesteld. Vanwege onenigheid over de schaderegeling zijn in januari 2013 afspraken gemaakt voor een arbeidsdeskundigenonderzoek. De arbeidsdeskundige concludeerde dat

VR 2024/37 Ongeluk voetganger en tram. Aansprakelijkheid. Geen overmacht. Causale verdeling.

Jurisprudentie

Op 8 april 2022 vond er een aanrijding plaats bij een tramhalte in Den Haag tussen een minderjarige voetganger en een tram van HTM Personenvervoer. De minderjarige voetganger was net uit de tram gestapt en was op weg naar de voetgangersoversteekplaats in de buurt. Tijdens de oversteek is hij aangereden door een andere tram die vanuit de tegenovergestelde richting de halte naderde. Als gevolg van de aanrijding werd hij enkele meters met de tram meegesleurd en raakte hij ernstig gewond. Er wordt in dit deelgeschil verzocht om HTM aansprakelijk te stellen voor de geleden en nog te lijden schade

VR 2024/35 Deelgeschil. Causaal verband tussen ongeval en klachten. Looptijdbeperking.

Jurisprudentie

Op 11 december 2017 vond er een verkeersongeval plaats waarbij verzoeker en de zoon van verweerder betrokken waren. Verweerder was destijds verzekerd bij Allianz. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en heeft verzoeker een bedrag van € 87.000,- aan voorschotten betaald. Direct na het ongeval heeft verzoeker zich ziekgemeld, maar na drie dagen is hij weer aan het werk gegaan. Verzoeker heeft op grond van artikel 1019w Rv om een gerechtelijke uitspraak verzocht waarin verklaard wordt dat de beschreven klachten en beperkingen volledig het gevolg zijn van voorgenoemd ongeval

VR 2024/27 Eenzijdig scooterongeval. Alcoholgebruik en aansprakelijkheid. Omkeringsregel.

Jurisprudentie

In de nacht van 25 mei 2017 heeft verzoekster een scooterongeval gehad. Ze reed samen met de heer B op de scooter en bij het oversteken van de spoorwegovergang kwam het voorwiel van de scooter in een gat in de weg terecht waardoor ze ten val kwamen. Verzoekster liep hierbij hoofdletsel op. De scooter was WAM-verzekerd bij Univé op naam van de moeder van de heer B die destijds zeventien jaar oud was. Zij heeft het ongeval bij Univé gemeld, maar er is discussie ontstaan over wie aansprakelijk is voor de schade. Er zijn tegenstrijdige getuigenverklaringen over wie de bestuurder was en of ze

VR 2024/24 Deelgeschil, buitengerechtelijke erkenning aansprakelijkheid door verzekeraar, eigen schuld.

Jurisprudentie

Op 20 april 2021 was X (verzoeker) betrokken bij een verkeersongeval in Mook. Hij reed op zijn motor en botste met een auto bestuurd door Y. X liep letsel op, waaronder hersenletsel en stelt hierbij Unigarant aansprakelijk. Unigarant erkende aansprakelijkheid, maar trok dit later in na VOA-rapport van eind 2022 waaruit blijkt dat X te snel reed en de Citroën geen voorrang verleende. X vraagt de rechtbank in een deelgeschil om te beslissen dat Unigarant onterecht aansprakelijkheidserkenning heeft ingetrokken. Tevens eist hij volledige vergoeding van zijn schade (100%) en verzoekt de kosten van