Verkeersrecht 2019-3

Editie
Datum uitgave: 

VR 2019/40 Regres WAM-verzekeraar op verzekerde; polisuitsluiting; ongeldig rijbewijs.

Jurisprudentie
Op 10 juli 2011 is appellant, op dat moment WAM-verzekerd bij ASR, met zijn auto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. ASR heeft aansprakelijkheid jegens de andere betrokkenen aanvaard en de schade vergoed. ASR heeft vervolgens regres genomen op appellant. Die vordering is door de rechtbank (integraal) toegewezen. Het hof stelt vast dat de polisvoorwaarden een tweetal dekkingsuitsluitingen bevatten ten aanzien van (1) het niet beschikken over een geldig rijbewijs en (2) het ontbreken van rijbevoegdheid. Blijkens de polisvoorwaarden gelden deze uitsluitingen niet voor de verzekerde die

VR 2019/41 Ongeval met luchtkussen op festivalterrein; aansprakelijkheid organisator ex art. 6:173 BW.

Jurisprudentie
Op 5 juli 2014 is eiser een ongeval overkomen toen hij het Wish Outdoor Event, een muziekfestival/dance-event, bezocht. Op het festivalterrein bevond zich een attractie, de zogenaamde Big Air, een hoge toren bestaande uit twee verdiepingen, met op 4 meter en op 9 meter hoogte een springgedeelte waarvan gesprongen kon worden op een daaronder gelegen luchtkussen. Op 9 meter hoogte was tevens een uitkijkplateau dat van het springgedeelte was gescheiden door middel van een horizontaal bevestigde steigerbuis op heuphoogte. Eiser is over de steigerbuis gestapt van het uitkijkgedeelte naar het

VR 2019/42 Verkeersongeval; verjaring; rechtsverwerking.

Jurisprudentie
In 2000 zijn eiser en X op de snelweg met elkaar in botsing gekomen. Eiser heeft in eerste instantie RNS aangesproken, de toenmalige WAM-verzekeraar van X. De rechtsopvolger van RSN (ANG) heeft in 2002 aansprakelijkheid erkend. In 2008 heeft ANG de onderhandelingen formeel afgebroken in de zin van art. 10 lid 5 WAM. In 2009 is X (door een andere oorzaak dan het ongeval) overleden. In 2012 heeft eiser ANG gedagvaard en onder meer hervatting van de schaderegeling gevorderd. Deze vordering is bij (onherroepelijk) vonnis van Rechtbank Rotterdam van 17 juli 2013 afgewezen, omdat de vordering op

VR 2019/43 Aanrijding tussen (zit)grasmaaier en personenauto; toedracht ongeval onduidelijk.

Jurisprudentie
Op 21 juni 2014 reed A met haar personenauto over een circa 4 meter brede weg die is gelegen in het buitengebied. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 km per uur. Verzoeker maaide op dat moment een strook voor zijn woning gelegen gras met een (zit)grasmaaimachine. Op enig moment heeft verzoeker met de grasmaaier een manoeuvre gemaakt waarbij hij geheel of ten dele over de weg heeft gereden. Beide voertuigen zijn met elkaar in botsing gekomen. Vanwege het ongeval zijn de rechter voorzijde van de personenauto en de linker achterzijde van de grasmaaier beschadigd geraakt. Verzoeker heeft

VR 2019/44 Deelgeschil; cognitieve klachten; causaal verband.

Jurisprudentie
Verzoeker is als voetganger aangereden door een bij Achmea verzekerde automobilist. Uit de beschikbare medische informatie volgt dat sprake is van zgn. licht schedelhersenletsel. Om de gevolgen daarvan te bepalen c.q. de door verzoeker geuite (cognitieve) klachten te objectiveren, is onder meer een neuropsychologisch onderzoek verricht. De conclusie van dit onderzoek is enerzijds dat de testresultaten zeer laag zijn, maar anderzijds dat er discrepanties en inconsistenties zijn waardoor deze resultaten geen betrouwbaar beeld lijken te geven. Het centrale verzoek betreft een verklaring voor