Verkeersborden: de gehandicaptenparkeerplaats en het ‘beoogde verkeersgedrag’

Column 17 september 2013

Langs de Nederlandse wegen staat heel wat merkwaardigs aan verkeersborden. Tot het ‘merkwaardig’ reken ik uiteenlopende fenomenen, zoals malle combinaties van borden, fantasieborden en overbodige borden. Voorbeelden van dit alles kunnen in ruime mate worden gevonden in de elektronische wolkenmassa. Met de bekende zoekmachines en de zoekterm ‘vreemde verkeersborden’ komen de nodige websites en blogs naar voren waarop plaatjes van opvallende borden zijn geplaatst. Een bekende grappige klassieker is bord F1 (inhaalverbod) met een onderbord met de tekst: ‘Geldt ook voor andere kleuren’.

De essentie van verkeersborden is om de weggebruiker te informeren over de voorschriften waaraan hij zich heeft te houden. Uit deze functie volgt dat de weggebruiker in de dynamiek van het verkeer niet met te veel en onduidelijke borden moet worden geconfronteerd. Dit klinkt als een open deur, maar de weerbarstige verkeerspraktijk van alledag laat zien dat wegbeheerders de neiging tot overregulering vaak niet kunnen onderdrukken. Op plaatsen die infrastructureel al wat minder overzichtelijk zijn, maakt het aantal aangebrachte verkeerstekens het voor weggebruikers dikwijls lastig om alle door borden uitgedragen boodschappen mee te krijgen. Ook de drift tot verfijning van voorschriften speelt de weggebruiker regelmatig parten. In die gevallen heeft de wegbeheerder niet volstaan met de plaatsing van een enkel verkeersbord, maar heeft hij met een combinatie van bord(en) en onderbord(en) een zeer specifieke regel voor een zeer specifieke situatie willen creëren. In die gevallen wil het dan wel eens de vraag zijn wat nu eigenlijk de bedoeling is. Soms is het dan ook voor professionals lastig om de bedoeling van de wegbeheerder en de juridische betekenis van bord en onderbord te doorgronden.

Een voorbeeld hiervan is een zaak die eindigde met een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2013.1) De casus is simpel. Op een vrijdagavond om 22.50 uur in Rotterdam op de Blekerstraat zoekt een vrouw een parkeerplaats. Zij zet haar auto op een plaatsje dat is voorzien van het bord met onderbord zoals afgebeeld op de foto.

Een parkeerwacht meent een overtreding te kunnen constateren. Aan de vrouw wordt een administratieve sanctie van € 180 opgelegd. Hiertegen gaat de vrouw in beroep bij de officier van justitie. Deze verklaart aanvankelijk het beroep ongegrond. Een gang naar de kantonrechter is dan onontkoombaar, want de vrouw is ervan overtuigd dat de administratieve sanctie ten onrechte is opgelegd. Bij de behandeling van het beroep blijkt de officier van justitie van gedachten te zijn veranderd: de vrouw had die vrij-dagavond haar auto wel mogen parkeren op de betrokken parkeerplaats, zodat het beroep zijns inziens gegrond moet worden verklaard. De kantonrechter oordeelde helaas zonder nadere uitleg dienovereenkomstig.

De uitkomst lijkt begrijpelijk. Ik vrees echter dat deze juridisch-technisch toch niet helemaal comme il faut is. Ter verduidelijking moet de blik worden gericht op de relevante voorschriften uit het RVV 1990 en de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens. Volgens Bijlage 1 bij het RVV 1990 wordt met het op de foto weergegeven bord E6 een ‘gehandicaptenparkeerplaats’ aangeduid. Voor het gebruik van een aldus aangeduide parkeerplaats geeft art. 26 RVV 1990 de hoofdregel: een gehandicaptenparkeerplaats mag alleen maar worden gebruikt voor het parkeren van a. een gehandicaptenvoertuig, b. een motorvoertuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte, of c. als de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, alleen maar dat voertuig. In de casus blijkt uit bord en onderbord dat de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor de bestuurder van het voertuig met het aangegeven kenteken. Die reservering geldt echter niet 7d x 24h, maar alleen van ‘Ma t/m vr 08.00-18.00h’.

Voor de officier van justitie en kantonrechter betekent de beperking in tijd kennelijk dat de parkeerplaats alleen maar op de aangegeven dagen en tijden is bestemd als gehandicaptenparkeerplaats en daarbuiten voor iedere bestuurder van willekeurig welke auto als parkeerplaats beschikbaar is. Deze opvatting spoort echter niet met de betekenis van bord E6 en de werking die onderborden kunnen hebben. Met een onderbord kan een nadere uitleg van het bord worden gegeven, een uitzondering op de werkingssfeer van het bord worden gemaakt, of kan ‘het beoogde verkeersgedrag’ met behulp van teksten of tekens tot uitdrukking worden gebracht.2) Boeiend is nu dat het effect van het onderbord in relatie tot het ‘beoogde verkeersgedrag’ bepaald onduidelijk is. Uitgaande van de betekenis van bord E6 is juridisch de stand van zaken in ieder geval zo dat de gehandicaptenparkeerplaats voor de op het onderbord aangegeven dagen en tijden alleen maar mag worden gebruikt door het met kenteken genoemde voertuig. Op andere dagen en tijden mogen op de gehandicaptenparkeerplaats andere voertuigen die worden gebruikt voor gehandicaptenvervoer worden weggezet. Als dit niet het beoogde verkeersgedrag is, zal de wegbeheerder bord en onderbord toch echt moeten aanpassen. Of de parkeerwachters moeten maar een oogje dichtknijpen.

Fijnslijper

1. Zaaknr. 1384002\MB VERZ 12-2316 (niet gepubliceerd).
2. Zie art. 67 RVV 1990 en Hoofdstuk III van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens.