14-jarigen en de billijkheidscorrectie

Column 22 januari 2009

Sinds jaar en dag kennen wij de voor de groep zwakkere verkeersdeelnemers, te weten voetgangers en fietsers, een door de Hoge Raad op maat gemaakte vorm van billijkheidscorrectie: de 50%-regel voor volwassenen (geformuleerd in het arrest IZA/Vrerink, HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566 nt CJHB, VR 1992, 93 nt vdH)) en de 100%-regel voor kinderen tot 14 jaar (voor het eerst tot uitdrukking gebracht in het arrest Ingrid Kolkman, HR 1 juni 1990, NJ 1991, 720 nt CJHB, VR 1990, 174 nt vWvC). Kinderen in het verkeer onder de 14 krijgen op grond van dit gedachtegoed, behoudens vrijwel onbestaanbare gevallen van overmacht (bij opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van het kind), hun volledige schade vergoed. Voor kinderen ouder dan 14 geldt dat zij slechts 50% van hun schade als automatisme kunnen verwachten. Over het meerdere zal altijd gediscussieerd moeten worden. Die leeftijdsgrens van 14 jaar is natuurlijk door de Hoge Raad gekozen in aansluiting op de in artikel 6:169 vastgelegde leeftijdsgrens voor de eigen aansprakelijkheid van kinderen jegens derden. Het is voorstelbaar dat de wetgever heeft willen onderkennen dat kinderen bij hun groei naar volwassenheid op een gegeven moment en tot op zekere hoogte een eigen verantwoordelijkheid jegens derden moeten leren dragen. Dat is tot uitdrukking gebracht door kinderen tot 14 geheel buiten schot te laten en door kinderen in de leeftijd van 14 tot 16 jaar een met de ouders gedeelde aansprakelijkheid op te leggen (waarbij de ouders zich in bepaalde door hen te bewijzen gevallen kunnen disculperen, art. 6:169 lid 2).
Dat kinderen in hun adolescentie moeten leren verantwoordelijkheid naar anderen te dragen is belangrijk, omdat het ook een positieve prikkel kan vormen bij de ontwikkeling van hun gedrag naar volwassenheid. Het is ook niet zo bezwaarlijk omdat de aansprakelijkheid van deze adolescenten goed verzekerbaar is. Zij vallen over het algemeen zonder al te hoge kosten onder de aansprakelijkheidsverzekering van hun ouders.

Maar is het werkelijk billijk om ook in het spiegelbeeldige geval van eigen schuld, ofwel aansprakelijkheid jegens zichzelf, die grens van 14 jaar aan te houden? Ik denk van niet. In de tijd van het Ingrid Kolkman-arrest dacht men nog dat de hersenen van kinderen van 12 jaar helemaal waren uitontwikkeld. Logisch was het dus te denken dat zij, met een keurige marge van 2 jaar, vanaf hun veertiende wel in staat zouden zijn verantwoordelijkheid voor zichzelf te dragen. Tegenwoordig is bekend dat de hersenen van kinderen nog doorgroeien tot het 23e levensjaar (zie bijv. E. Crone, Het puberende brein, over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie, Amsterdam 2008). Eerst maken de hersenen een enorme groeispurt door, daarna volgt een periode waarin - mede onder invloed van een toename in hormoonniveau - grote veranderingen optreden in de organisatie van de hersenen. In deze fase moet de balans en communicatie tussen de verschillende hersengebieden zich gaan optimaliseren. Kenmerkend aspect van deze ontwikkelingsfase is dat adolescenten aan de ene kant eerder geneigd zijn om gevaarlijke acties te ondernemen, maar tegelijkertijd nog niet goed in staat zijn om deze acties te beheersen.

Tegelijkertijd breidt hun actieradius zich uit: kinderen in de basisschool leeftijd, zullen veelal nog door hun ouders van en naar school, sportclub, of muziekles worden gebracht. Kinderen op de middelbare school gaan overal zelf heen, meestal op de fiets. Zij staan dus veel meer dan jongere kinderen bloot aan de gevaren op de weg. Wie kent niet het beeld van deze pubers op straat? Ze moeten vaak door het donker fietsen, terwijl hun licht kapot is, of ze zijn in de haast domweg vergeten hun licht aan te doen. Veel kinderen gaan te laat op pad en fietsen gehaast en onvoorzichtig om nog op tijd op school te komen. Ondanks goed bedoelde lessen verkeer op de basisschool, zijn ze zich nauwelijks bewust van specifieke gevaren, zoals de dode hoek bij vrachtwagens. Ze rijden met hun i-pod, mp 3-speler of mobieltje in hun oren, zodat ze het verkeer om zich heen niet horen. Ze rijden met zijn drieën naast elkaar, dikwijls met maar één hand aan het stuur. Moeten deze kinderen, als het fout gaat, voor 50% met hun schade blijven zitten? Moeten wij niet juist deze kinderen extra beschermen tegen de gevaren waaraan zij in die kwetsbare fase van hun leven verkeren? Het antwoord spreekt voor zichzelf, zeker in het besef dat hun schade veel minder goed door een verzekering is af te dekken dan in de spiegelbeeldige situatie. Het is tijd dat we die klakkeloos bedachte leeftijdsgrens van 14 jaar in heroverweging nemen. Die kan wat mij betreft omhoog tot minstens het 16e levensjaar.