pag. 195 VR 1993, Petites histoires na veertig jaar

VRA 1993, p. 195
1993-07-01
Mr J.J. Bredius
Petites histoires na veertig jaar
VRA 1993, p. 195
Mr J.J. Bredius
Denk eens terug aan de zomer van 1952, tenminste als u daar niet te jong voor bent. Ons land had toen ongeveer 10,5 miljoen inwoners. Wij werkten allemaal hard aan de wederopbouw, de meesten van ons ook nog op zaterdagochtend. Toeristen mochten voor een buitenlandse reis maar een beperkt bedrag aan deviezen meenemen (als ik mij goed herinner voor de Verenigde Staten ƒ 400). Er zijn in Nederland nog geen 200.000 auto's. De ANWB heeft zijn zetel in de Parkstraat; dat was groot genoeg voor een vereniging met 187.000 leden.
In die tijd, in dat klimaat, was mr J.M. Harmsen (de) jurist van de ANWB. Hij zag dat er behoefte bestond aan voorlichting over de rechtsontwikkeling in het wegverkeer, aan een gespecialiseerd vakblad als forum waar juridische verkeerskwesties behandeld zouden worden. Enigszins naar het voorbeeld van het Deutsches Autorecht. Hij wist dit idee ingang te doen vinden bij de directie en het bestuur van de ANWB en evenzeer bij de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie, wier medewerking onontbeerlijk was. Onontbeerlijk voor het tijdig verkrijgen van informatie over nieuwe regelingen, wetgeving e.d. en van jurisprudentie. En voor betaling van de nodige abonnementen voor rechterlijke macht, politie en departementen. Zo verscheen het eerste nummer van Verkeersrecht in januari 1953.
Tevoren waren in het team van redacteuren uitgebreid plannen gemaakt over de inhoud en het uiterlijk van het nieuwe blad. Wij probeerden snel een voorraadje aan te leggen van jurisprudentie en artikelen. Voorzover wij die laatste niet zelf schreven moesten wij de scribenten aanzoeken: het blad had nog geen bekendheid, en kreeg dus niet ongevraagd kopij aangeboden. Ook de korte mededelingen en de rechtsvragen kwamen in het begin grotendeels uit eigen koker. De vergaderingen, waar men elke maand per NS naar toe ging, werden te Utrecht gehouden, in (het nu afgebroken) hotel Terminus op het Stationsplein, of in het Jaarbeursrestaurant met zijn Jugendstil interieur. Zij duurden van ongeveer half elf tot een goed stuk in de middag, onderbroken door een lunch. Het was voor mij als verreweg de jongste in het gezelschap een voorrecht deel uit te maken van een team van knappe, actieve juristen, op weg naar hun latere functies als Procureur-Generaal, grondlegger en opperhoofd van de juridische afdeling van de Bond (gegroeid van 3 tot nu ongeveer 60 medewerkers), Raadsheer in de Hoge Raad of Professor/President van een gerechtshof.
Aanvankelijk bestond de redactie, met mr Harmsen als secretaris, slechts uit vier redacteuren: twee civiel en twee strafrecht; nu zijn het er zeven, dus 75% meer. Harmsen heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat hij nimmer artikelen schreef, en bij beslissingen geen stemrecht had. Maar hij was wel een man die telkens nieuwe ideeën en initiatieven inbracht.
Om nog even het prille bestaan van het blad te plaatsen tegen de achtergrond van zijn tijd: in het tweede nummer, februari 1953, wijdde de redactie aandacht aan de overstromingsramp en deed een beroep op alle weggebruikers. Door de uiterste discipline werkt men mee aan de vlotte afwikkeling van het voor de geteisterde gebieden zo noodzakelijke verkeer voor hulpverlening, voedselvoorziening en herstel.
In het eerste nummer vermeldde de voorzitter van het dagelijks bestuur van de ANWB, de heer Zimmerman als 'Ter inleiding' onder meer: 'Het is de bedoeling een op de praktijk afgestemd vaktijdschrift te verschaffen aan particulieren en overheidsinstanties, wier werkzaamheden verband houden met het wegenverkeersrecht'. De redactie hoopte en vertrouwde dat 'Verkeersrecht spoedig een vaste en bekende plaats in de vakliteratuur zal innemen'.
Maar voordat het zo ver was moest er nog heel wat gebeuren. Vóór het verschijnen van het eerste nummer hadden wij al vier maal vergaderd, waarvan eenmaal met de Commissie van Bijstand. Deze commissie heeft ons juist bij het begin vaak en daadwerkelijk bijgestaan. Wij vonden dat wij een meer dan modale kennis van wegverkeer en auto's moesten hebben. Daarom circuleerde onder ons een portefeuille met bladen als: de Auto, Autokampioen, Transport, Veilig Verkeer, Motorkampioen, de Motor, Arts en Auto en Deutsches Autorecht.
Vanaf het eerste nummer is de redactie afgeweken van hetgeen toen in Nederland gebruikelijk was met betrekking tot het annoteren van rechterlijke uitspraken. In Verkeersrecht werden niet alleen arresten van de Hoge Raad van een interpretatieve of kritische noot voorzien, maar ook daartoe in aanmerking komende uitspraken van lagere gerechten. Dit werd gewaardeerd door lagere rechters zoals bleek uit directe betuigingen van instemming, maar ook uit de vloed van inzendingen die volgde.
Zeer veel studie kostte de totstandkoming van een register. In afwijking van de meestal gebruikelijke rangschikking op wetsartikelen kozen wij voor trefwoorden. Jarenlang in de vorm van een kaartsysteem, totdat alles werd omgezet in de jaarlijkse registers van thans.
Al in 1954 werd duidelijk dat de uitgever niet rond kon komen met een abonnementsprijs van ƒ 10 voor ANWB-leden, ƒ 12,50 voor anderen. Er kwam daarom een afzonderlijk abonnement op het kaartsysteem, eveneens voor ƒ 10 resp. ƒ 12,50.
De redacteuren van het eerste uur hebben zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat ieder zijn mening in het blad kon publiceren, ongeacht de vraag of zijn zienswijze strookte met die van de juridische of technische afdeling van de ANWB. Daar is ook nooit aan getornd, al heeft het wel eens aanleiding gegeven tot enige wrijving.
Dat zowel de ANWB als Redactie en Commissie van Bijstand bijzonder veel prijs stelden op deze onafhankelijkheid en op het wetenschappelijk karakter van het blad lieten zij ook naar buiten blijken: Verkeersrecht had eigen briefpapier en enveloppes.
Om aan jurisprudentie te komen hadden wij bij de meeste gerechten correspondenten gevonden, die de naar hun oordeel belangrijke uitspraken aan ons doorgaven. Voor deze trouwe, onmisbare achterban hielden wij zo nu en dan correspondentendagen, met een interessant onderwerp en een goede lunch. Ook kregen zij elk jaar de 'vijfentwintigguldenbrief' waarop zij tot dat bedrag kaarten, reiswijzers en andere ANWB-uitgaven konden verkrijgen. Jarenlang is dat goed gegaan, tot ieders tevredenheid. Een zeer principieel lid van de rechterlijke macht vond echter dat het in strijd was met de ambtelijke onafhankelijkheid van hem en zijn collegae om aldus giften aan te nemen waartegenover bepaalde diensten konden worden verwacht. Dat was het einde.
Revaluatie had voor ons alleen te maken met een munt die eerst gedevalueerd was. Maar de beoordeling van elk verschenen nummer deden wij wel heel streng en zorgvuldig. In 1953 vond de Redactie dat het juninummer te sterk juridisch van inhoud zou zijn. Zij poogde daarom voldoende afwisseling te brengen, zodat het blad ook bevattelijk was voor de niet-jurist.
Het komt mij voor dat de 'brains' achter de oprichting evenzeer als de eerste leden van Redactie en Commissie van Bijstand met dankbaarheid en enige trots kunnen terugzien op de ontwikkeling en groei van hun geesteskind gedurende nu vier decennia. Zijn plaats in de vakliteratuur heeft het blad zeker gevonden; ik denk daarbij ook in het bijzonder aan het 'Smartegeldnummer'.
In die begintijd stelde men zich, denk ik nu, onder juridische verkeerskwesties vooral voor de vraag hoe de weggebruiker, wegbeheerder of verkeersregelaar zich in een bepaalde situatie behoorde te gedragen. Gedragsregels voor de weg waren zeer belangrijk. Daarom hielden wij ons veel bezig met de uitleg en toepassing van het bestaande, en evenzeer met de schepping van nieuwe regels en/of het beter, duidelijker formuleren van de al geldende. In vergelijking met dat begin blijkt men in later jaren veel meer belangstelling te hebben gekregen voor alle kleine details bij het afnemen van de blaastest of het bloedonderzoek. Ook verzekeringskwesties nemen - met hun dikwijls zeer lange arresten - veel ruimte in.
Zo verandert het blad steeds. Gelukkig maar. Wij moeten het hebben van leden van Redactie en Commissie van Bijstand die, met de vinger aan de pols, voorvoelen wat in de huidige situatie de belangstelling heeft of verdient van de verkeersjuristen, in de meest ruime zin.
Dat is tot nu toe gelukt; moge het zo blijven!