pag. 139 VR 2001, Het zinledige osvo-'criterium'

VRA 2001, p. 139
2001-05-01
Prof. mr C.C. van Dam
In de rechtspraak komt het sinds het einde van de jaren tachtig met enige regelmaat voor dat aansprakelijkheid wordt afgewezen met de motivering dat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (verder ook: osvo). Het is de bedoeling van dit artikel dat het voortaan afgelopen is met deze nietszeggende motivering en dat de rechter zegt waar het op aan komt.
Het zinledige osvo-'criterium'
Pleidooi tegen het gebruik van de terminologie 'ongelukkige samenloop van omstandigheden'
VRA 2001, p. 139
Prof. mr C.C. van Dam
BW art. 8:101
1
Inleiding
Het bezwaar tegen de kwalificatie 'ongelukkige samenloop van omstandigheden' is allereerst dat zij nietszeggend is. Zeer veel ongelukken zijn immers naar hun aard het resultaat van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, of het nu om een huis-, tuin- en keukenongeval gaat, of om een vuurwerkramp in Enschede. Osvo biedt derhalve geen criterium maar is hooguit een conclusie nadat is vastgesteld dat er niet onrechtmatig is gehandeld. De redenering is ook niet omkeerbaar want het is niet zo dat een osvo geen onrechtmatige daad kan opleveren. In vele arresten is immers zelfs een uiterst ongelukkige samenloop van omstandigheden voor de Hoge Raad geen beletsel om tot aansprakelijkheid te concluderen. Ik volsta met te verwijzen naar de arresten Dorpshuis Kamerik en Meppelse ree[1] .
Het tweede probleem is, dat de osvo terminologisch gelijkstaat met 'toeval'. Of, zoals dat in de 'common law'-landen wordt genoemd: met een 'Act of God'. Maar de osvo is niet geschikt om te dienen als een aan de Nederlandse omstandigheden aangepast geseculariseerd overmachtbegrip. Zoals hieronder (nrs 2 en 3) zal blijken, gaat het bij osvo-gevallen namelijk veelal om menselijke onhandigheid of ogenblikken van onbedachtzaamheid en die kunnen bezwaarlijk op één lijn worden gesteld met uitsluitingsgronden als overmacht of noodweer[2] .
Een derde bedenking tegen de osvo-terminologie is, dat deze zich op hetzelfde niveau bevindt als het begrip risico-aanvaarding. Die term heeft de Hoge Raad nu juist sinds 1991 in de ban gedaan[3] . Werd de benadeelde voorheen vaak geconfronteerd met afwijzing van aansprakelijkheid op grond van risico-aanvaarding, thans lijkt dat in de lagere rechtspraak en de rechtspraktijk te gebeuren op grond van het betoog dat er sprake zou zijn van een 'ongelukkige samenloop van omstandigheden'. Dit is verhullend taalgebruik waarmee de kernvraag uit het oog wordt verloren, namelijk: nam iemand meer risico's dan redelijkerwijs verantwoord was? Dàt is de vraag waar het bij de persoonlijke aansprakelijkheid om gaat. Is het antwoord bevestigend, dan is er sprake van onrechtmatig handelen. Is het antwoord ontkennend, dan is er geen sprake van onrechtmatig handelen. Punt. Osvo of geen osvo.
2
De osvo bij de Hoge Raad: over schouderduw, bushalte en tennisbal
De Hoge Raad heeft in een drietal arresten uit 1986, 1987 en 1990 osvo-terminologie gebruikt.
Schouderduw
In een debiteuren-crediteuren-achtige setting gaf iemand een collega een vriendschappelijke maar onverwachte duw, waardoor de laatste ten val kwam. De Hoge Raad overwoog dat 's hofs oordeel, '(…) dat De Jager geen onrechtmatige daad jegens Van de Baan heeft gepleegd en dat slechts sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, is gebaseerd op hetgeen het hof omtrent het feitelijk gebeurde heeft vastgesteld (…) en (…) dat niet blijkt dat De Jager had moeten begrijpen dat Van de Baan 'op het verkeerde been stond' en door de 'speelse duw' van De Jager zijn evenwicht zou verliezen. Uitgaande van deze vaststellingen kon het hof zonder schending van enige rechtsregel tot zijn evenbedoeld oordeel komen'[4] .
Bushalte
Bij een bushalte in Katwijk aan Zee versperde mevrouw Bey de toegang tot een gereedstaande bus. Toen zij daarop attent werd gemaakt deed zij, zonder achterom te kijken, een stap achteruit en botste tegen mevrouw Guyt, die ten val kwam en een heup brak. Volgens het hof was voor de aansprakelijkheid van mevrouw Bey vereist en de Hoge Raad achtte dat een juiste maatstaf, dat haar handelwijze rechtens onbehoorlijk was '(…) indien zij door zonder eerst om te kijken een stap achteruit te zetten meer risico nam dan redelijkerwijze verantwoord was. (…). Toepassing van voormelde maatstaf heeft het hof geleid tot het oordeel dat erop neerkomt dat Mevrouw Bey geen onrechtmatige daad jegens Mevrouw Guyt heeft gepleegd en dat slechts sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden'[5] .
Tennisbal
Tijdens een herendubbelpartij tennis werd een van de spelers door een bal aan het rechteroog getroffen. De Hoge Raad overwoog dat het hof geen blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen '(…) dat deelnemers aan een spel gedragingen waartoe het spel uitlokt, waaronder onvermijdelijk van tijd tot tijd ook misslagen, over en weer van elkaar hebben te verwachten, terwijl een dergelijke gedraging niet onzorgvuldig wordt op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat een der deelnemers ernstig letsel oploopt'[6] .
In twee van deze drie gevallen ging het om op zichzelf onschuldige activiteiten van 'voetgangers onder elkaar'. Om ook in het voetgangersverkeer aansprakelijk te worden gehouden voor de gevolgen van ieder moment van enigerlei onoplettendheid, zou inderdaad een stap te ver gaan. De beslissingen in die gevallen lijken mij juist maar de osvo-motiveringen maken haar niet inzichtelijk.
Het Tennisbal-arrest had betrekking op aansprakelijkheid bij sportbeoefening. Bij contactsporten is het toebrengen van letsel minder snel onrechtmatig dan wanneer dezelfde gedraging buiten dat kader zou zijn verricht. Bij veel sporten zouden strenge voorzorgsmaatregelen immers een beletsel zijn voor het doeltreffend kunnen beoefenen van die sport en weegt het risico sneller op tegen het nut van de gedraging[7] . In beginsel is het daarom juist dat de zorgvuldigheidsnorm bij sportbeoefening minder streng is dan buiten het sportveld. Maar het gebruik van de osvo-terminologie werkt ook hier verwarrend, omdat het de juiste vraag verhult. Een belangrijk bezwaar is tenslotte dat de aansprakelijkheidsverzekeraars in de osvo een prima vervanger hebben gevonden voor de door de Hoge Raad uit het veld gestuurde 'risico-aanvaarding'.
3
De osvo in de lagere rechtspraak
In de lagere rechtspraak zijn negen gepubliceerde uitspraken te vinden waarin de osvo-terminologie een rol speelt. In vier gevallen wees de rechter een vordering tot schadevergoeding af met de motivering dat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden[8] . In twee gevallen wees hij de vordering na een osvo-verweer met een andere motivering af[9] . En in drie gevallen verwierp de rechter het osvo-verweer en wees hij de vordering toe[10] .
De gevallen waarin het osvo-verweer werd gehonoreerd, volgden veelal letterlijk de tekst van het Tennisbal-arrest (zie boven, nr. 2). In de zes gevallen waarin aansprakelijkheid werd afgewezen, ging het steeds om een ongeluk dat zich voordeed tijdens een sportieve activiteit. In die gevallen had de motivering dan echter moeten zijn of er, gezien deze activiteit, voldoende zorg jegens de andere deelnemers is betracht. Het feit dat er sprake is van een ongeval tijdens een sport- of spelactiviteit wil immers niet zeggen dat aansprakelijkheid is uitgesloten, zoals ook blijkt uit de drie in noot 10 genoemde uitspraken.
4
Het Verhuizing-arrest
In het Verhuizing-arrest[11] maakte de Hoge Raad sinds lange tijd weer gebruik van de terminologie 'ongelukkige samenloop van omstandigheden' als 'motivering' voor het afwijzen van aansprakelijkheid. Wendy Jansen hielp haar zus Monique bij het verhuizen. Er moesten twee kasten (180 cm hoog, 60 cm breed) uit een kelderberging naar een woning op de tweede verdieping worden versjouwd. Bij de tweede kast ging het mis. Monique verloor haar evenwicht bij het uitvoeren van een horizontale draaimanoeuvre en duwde in reactie daarop de kast in de richting van Wendy die bovenaan de trap de deur naar het appartement open hield. Als gevolg van deze manoeuvre raakte Wendy met haar arm bekneld en liep zij letsel op, dat resulteerde in een post-traumatische spierdystrofie die er uiteindelijk toe leidde dat haar onderarm moest worden geamputeerd. De rechtbank wees de vordering toe, het hof ook maar rekende Wendy 50% eigen schuld toe en A-G Hartkamp concludeerde tot verwerping van het principale en incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad overwoog aldus:
'Het middel gaat (…) terecht ervan uit dat niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van een gevaar dat aan een bepaald gedrag inherent is, dat gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (HR 9 december 1994, NJ 1996, 403).
De feitelijke toedracht van het ongeval (…) laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat hier sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (vgl. HR 11 december 1987, NJ 1988, 393). De door het hof aan Monique verweten gedraging - namelijk de horizontale draaimanoeuvre waardoor reëel gevaar ontstond en waardoor het letsel van Wendy uiteindelijk is veroorzaakt - maakte een ongeval als het onderhavige niet onder alle omstandigheden zodanig waarschijnlijk, dat Monique zich naar de eisen van de haar jegens Wendy betamende zorgvuldigheid daarvan had behoren te onthouden. (…). Hieraan kan niet afdoen dat het ongeval bij Wendy tot ernstig letsel heeft geleid. Dat letsel is blijkens hetgeen hiervóór werd overwogen geheel toe te schrijven aan de ongelukkige gang van zaken bij een verhuizing waarbij Monique en Wendy een kast moesten verplaatsen en deze kast, nadat zij even daarvoor een andere - soortgelijke - kast zonder ongelukken hadden verplaatst, onverwacht uit de handen van Monique is geglipt.'
In deze laatste zin ligt de suggestie besloten dat, nu het met de eerste kast goed was gegaan, niet te verwachten was dat het met de tweede niet zou lukken. We zullen er maar van uit gaan dat de Hoge Raad niet bedoeld heeft dat als je één keer een kast van 30 kilo hebt getild, je de hele dag zonder problemen kunt doorgaan met het tillen van kasten van 30 kilo.
Het is opvallend dat de Hoge Raad zich hier vol op de feitelijke omstandigheden van het geval stort[12] . In andere gevallen kiest hij er niet zelden voor om te constateren dat de beslissing van het hof 'zozeer is verweven met de feitelijke omstandigheden van het geval dat deze zich niet leent voor een toetsing in cassatie'[13] . In dit arrest gaat hij echter contrair ten opzichte van rechtbank, hof en A-G.
Voor deze ingrijpende beslissing van de Hoge Raad is de motivering van het arrest zacht gezegd nogal aan de magere kant. De redenering bestaat kortweg uit twee stappen: (a) er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden want (b) Monique heeft niet te veel risico genomen.
5
De gedachten van de Hoge Raad
Het hier door de Hoge Raad gebruikte criterium is hetzelfde als dat uit het Zwiepende tak-arrest, waarin het ging om een jongen die tijdens een boswandeling tegen een tak schopte, waarna de terugzwiepende tak in het oog van een ander terecht kwam[14] . Dat criterium is of de kans op een ongeval als gevolg van het gedrag zo groot is dat men zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag moet onthouden. Van dat criterium worden we op zichzelf nog niet veel wijzer. In veel gevallen is de rechtspraak immers geneigd om de verwezenlijking van een betrekkelijk klein gevaar al op het conto te schrijven van degene die het gevaar in het leven heeft geroepen. Waarom leverde hier het enkele verdiepingen naar boven sjouwen van twee manshoge kasten van 60 bij 180 cm niet te veel risico op? Wat heeft de Hoge Raad zitten bedenken zonder ons daar deelgenoot van te maken? Diverse opties dienen zich aan:
De borreltafel?
Wilde de Hoge Raad een duidelijk signaal afgeven dat het aansprakelijkheidsrecht zijn grenzen kent, dat het 'niet te gek moet worden' en dat het maar eens afgelopen moet zijn met de claimcultuur? Aan de borreltafel doet een dergelijk verhaal het goed, maar de Hoge Raad raadkamert natuurlijk niet aan de borreltafel.
Aansprakelijkheid in familieverband?
Wilde de Hoge Raad de norm wellicht niet te hoog stellen, omdat het hier ging om aansprakelijkheid in familieverband? De gedachte zou dan zijn, dat mensen in hun privé-leven en in hun vriendschappelijke relaties niet te zeer belast moeten worden door de dreiging van aansprakelijkheidsclaims. Deze redenering is niet houdbaar. Zij impliceert, dat men ten opzichte van familie en vrienden meer risico's zou mogen nemen dan ten opzichte van vreemden. Anders gezegd: men zou met natronloog voorzichtiger moeten zijn ten opzichte van de vuilnisman dan ten opzichte van zijn kinderen. Of toegepast op deze casus: Monique zou evenmin aansprakelijk zijn geweest jegens een voorbijganger in het trappenhuis die door een onverhoedse beweging van Monique de kast in zijn of haar gezicht zou hebben gekregen. De Hoge Raad leert ons reeds sinds lange tijd, dat de zorgvuldigheidsnorm ten opzichte van familie of vrienden niet lager ligt dan ten opzichte van anderen[15] .
Onderscheid tussen moderne en klassieke risico's?
Is het dan misschien zo dat de Hoge Raad een onderscheid maakt tussen ongelukken die niet en ongelukken die wel samenhangen met de risico's van de moderne samenleving? Bij 'moderne risico's' (gedragingen die nauw samenhangen met de technische en industriële ontwikkelingen van de laatste twee eeuwen) slijpt de Hoge Raad de zorgvuldigheidsnorm niet zelden vlijmscherp. Wie als autobestuurder een moment niet oplet, is voor de veroorzaakte schade aansprakelijk, ook al is dit het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Wie gevaarlijke stoffen onder zich heeft en een jota of tittel van geschreven of ongeschreven veiligheidsvoorschriften afwijkt, is aansprakelijk voor de schade, hoe ongelukkig de samenloop van omstandigheden ook is.
Bij 'klassieke' gedragingen is de zorgvuldigheidsnorm minder scherp: hier hanteert de Hoge Raad de terminologie 'ongelukkige samenloop van omstandigheden': het gaat dan om gedragingen die ook meer dan tweehonderd jaar geleden hadden kunnen zijn verricht (de bushalte en het tennisspel kunnen, zonder het karakter van de schadeveroorzakende gedraging geweld aan te doen, door toentertijdse equivalenten worden vervangen). Te wijzen valt in dit verband ook op de arresten Surfplank, Taxus en Zwiepende tak[16] .
Als de Hoge Raad deze gedachte volgt, lijkt mij dat geen wenselijke gang van zaken. Bij de vraag of er teveel risico is genomen, moet het gaan om de omvang van het feitelijke risico, of dat nu een modern of een klassiek risico is. Wel zal een klassiek risico in het algemeen minder omvangrijk zijn dan een modern risico. Te denken valt aan de casus van het Bushalte- en het Schouderduw-arrest, waarin de omvang van het risico aanzienlijk kleiner was dan het risico dat gemoeid was met het sjouwen van zware kasten door een trappenhuis[17] .
Eigen schuld?
Vond de Hoge Raad wellicht dat Wendy de hele toestand aan zichzelf te wijten had? Door in te gaan op het verzoek van haar zus om te helpen bij het verhuizen, aanvaardde zij het risico dat er iets mis zou gaan. Dit zal de Hoge Raad zeker niet gedacht hebben want risico-aanvaarding heeft hij immers afgeschaft[18] . Hij had ook kunnen denken dat Monique weliswaar onzorgvuldig had gehandeld maar dat de omstandigheden van het geval ertoe leidden dat de schade in casu op grond van art. 6:101 (eigen schuld) voor 100% aan Wendy kon worden toegerekend. Dat zou echter een wel erg vergaande toerekening zijn. Ter vergelijking: iemand die meerijdt met een chauffeur die onder invloed van alcohol verkeert, krijgt veelal 25% eigen schuld toegerekend[19] . Het hof had in casu 50% eigen schuld aangenomen (r.o. 4.7), omdat
'(…) de wijze waarop de kast vanuit de berging naar Monique's woning werd getransporteerd (…) tenminste met de instemming van Wendy is bepaald. Daardoor heeft ook Wendy het (…) gevaar in het leven geroepen en wel in gelijke mate als Monique. De oorzaak van de door Wendy geleden schade moet daarom voor de helft aan haar zelf worden toegerekend.'
Men kan inderdaad betogen dat het de vrije keuze was van Wendy om haar zuster al dan niet te hulp te schieten maar daar staat tegenover dat het weigeren van een dergelijk verzoek binnen de meeste families niet bijzonder op prijs zal worden gesteld. In zekere zin is in dit soort gevallen sprake van bezwaarde verwanten[20] .
6
Te veel risico genomen
Wat hiervan ook zij, volgens de Hoge Raad maakte de gedraging van Monique - de horizontale draaimanoeuvre waardoor reëel gevaar ontstond en waardoor het letsel van Wendy uiteindelijk is veroorzaakt - een ongeval als het onderhavige niet onder alle omstandigheden zodanig waarschijnlijk dat de gedraging van Monique onrechtmatig was. Dat lijkt me nogal sterk. Wie een kast van 180 bij 60 cm een duw geeft, wetende dat zich aan de andere kant iemand bevindt, creëert onmiskenbaar het risico dat die ander daardoor op enigerlei wijze gewond raakt. De ander kan de kast ook tegen haar gezicht krijgen of onder de kast terechtkomen. Mijns inziens laten de feiten geen andere conclusie toe, dan dat Monique aan een activiteit is begonnen die haar capaciteiten te boven ging. Daar is overigens niets negatiefs mee bedoeld: ik zou er zelf ook niet aan beginnen om twee manshoge kasten een aantal verdiepingen door een trappenhuis te zeulen. Nee, ook niet met mijn broer.
In deze procedure lag de nadruk op de foute draaimanoeuvre die Monique met de kast uitvoerde. Het is niet uitgesloten, dat er voor Monique op dat moment inderdaad sprake was van een noodgreep, een gedraging die haar niet persoonlijk te verwijten viel. Dat laatste kon haar dan echter niet verontschuldigen, omdat zij zichzelf in die (nood)situatie had gebracht[21] .
Het voorgaande behoeft overigens niemand ervan te weerhouden om verhuisactiviteiten te verrichten. Als zodanig zijn die immers niet onrechtmatig. Maar wanneer de activiteiten iemands capaciteiten te boven (blijken te) gaan, is er sprake van onrechtmatigheid. Veelal zal het dan gaan om een inschattingsfout die iedereen op allerlei terreinen kan overkomen. Dat betekent echter niet dat inschattingsfouten moeten worden gebagatelliseerd. Een beetje meer bewustheid van veiligheid en onveiligheid is in de huidige Nederlandse cultuur geen overbodige luxe. Wakker te liggen van de financiële consequenties als het mis gaat hoeft niet, want juist voor die inschattingsfouten sluit iemand een aansprakelijkheidsverzekering. Men kan beter een keer van tevoren wakker liggen van de veiligheidsrisico's voor anderen en zichzelf.
Er was in dit geval nog een alternatief: het inschakelen van een (al dan niet erkende) verhuizer. Men kan betogen dat die duur zijn[22] , maar dat is in wezen een vorm van pennywise and poundfoolish-denken of op z'n Hollands: goedkoop is duurkoop. Dat hebben de zussen zich intussen ook gerealiseerd. Want Wendy zit nu met een geamputeerde onderarm en ontvangt geen schadevergoeding.
Ik teken nog aan dat er, in het omgekeerde geval dat Monique gewond was geraakt door een onbeheerste beweging van Wendy, minder snel reden zou zijn geweest voor aansprakelijkheid. De keuze van Monique voor Wendy als particuliere hulp bij het verhuizen brengt namelijk mee, dat Monique niet meer mag verwachten dan de bij Wendy feitelijk aanwezige capaciteiten. Zou Monique gewond zijn geraakt door onoordeelkundig manoeuvreren van Wendy, dan lijkt mij aansprakelijkheid van Wendy in een geval als het onderhavige niet aannemelijk[23] .
7
Tot slot
De eerste conclusie moet zijn dat de Hoge Raad met het ontoereikend gemotiveerde Verhuizing-arrest helaas een bijdrage heeft geleverd aan vertroebeling van de terminologie in het aansprakelijkheidsrecht en aan de onduidelijkheid met betrekking tot de zeer actuele vraag hoe aansprakelijkheid tussen particulieren moet worden beoordeeld.
De tweede conclusie is dat de ongelukkige samenloop van omstandigheden geen criterium biedt voor aansprakelijkheid en de vraag verhult waar het in aansprakelijkheidskwesties over behoort te gaan, namelijk: heeft iemand, gezien de aard van zijn gedraging, te veel risico genomen? Uitspraken van rechters zullen inzichtelijker worden, als zij de osvo-terminologie vermijden. En buiten rechte dient de discussie over aansprakelijkheid weer over de kernvraag gaan: een louter osvo-verweer snijdt geen hout en behoeft dus niet te worden geaccepteerd.
Er is een boek dat de geheimen van de opera ontvouwt onder de titel 'What's all the screaming about?'[24] . Na het voorafgaande zal de lezer zich misschien ook afvragen waar het bij de osvo-discussie nu eigenlijk over gaat. Ter afsluiting van deze bijdrage kan ik dat niet beter zeggen dan Hessel Bouman deed in zijn noot onder het Surfplank-arrest van de Hoge Raad:
'Is niet bijkans elk ongeval een gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden? Het is toch het doel van het recht te onderzoeken of één daarvan misschien is 'een omstandigheid (…) die kan worden toegerekend', zoals art. 6:101 NBW het noemt. Waarom niet ook bij alledaagse of minder alledaagse ongevallen, die zich niet voordoen in hoog ontwikkelde of technisch complexe sferen, zich afgevraagd of het risico dat zich in concreto heeft verwezenlijkt vermijdbaar was geweest? Wijsheid achteraf is voor aannemen van aansprakelijkheid noch op verkeersgebied noch op dat van diensten- of produktenaansprakelijkheid een beletsel geweest[25] .'
[1] HR 8 januari 1982 (Dorpshuis Kamerik), NJ 1982, 614, nt CJHB en HR 11 november 1983 (Meppelse ree), NJ 1984, 331, VR 1984, 56.
[2] H.L.J. Roelvink, Omgestoten wijnglazen en andere ongelukjes, in: CJHB (Brunner-bundel), 1994, p. 329-330.
[3] HR 28 juni 1991 (Natrap), NJ 1992, 622, nt CJHB, VR 1992, 34.
[4] HR 20 juni 1986 (Schouderduw), NJ 1986, 780.
[5] HR 11 december 1987 (Bushalte), NJ 1988, 393, nt G, VR 1988, 77, nt vWvC.
[6] HR 19 oktober 1990 (Tennisbal), NJ 1992, 621, nt CJHB, VR 1991, 21. In HR 5 juni 1998 (Stichting Beroepsonderwijs/B.), NJ 1998, 817, r.o. 3.5, wees de Hoge Raad de osvo af bij een arbeidsongeval.
[7] Van Dam, Aansprakelijkheidsrecht, 2000, nr. 811.
[8] Hof 's-Hertogenbosch 30 mei 1994 (Verwey/Van Dal), NJ 1995, 103: vissnoer van sportvisser schoot los, zwiepte naar achteren en raakte iemand een paar meter achter hem in het oog. Rb. Zwolle 14 december 1994 (Beers/Ottens), VR 1995, 191: racefietser in groep kwam ten val doordat andere fietser drinkbidon liet vallen. Rb. Zwolle 7 februari 1997 (Winterthur/Vaessen), VR 1997, 179: bal rolde van speelveld op aangrenzend fietspad, waardoor fietser ten val kwam. Rb. 's-Hertogenbosch 17 september 1999 (Löser/Stallinga), VR 2000, 42: voorste fietser in een groep kwam ten val, waardoor ook een andere fietser kwam te vallen.
[9] Rb. Breda 22 juni 1993 (Van Rooij/Van Bemmel), VR 1995, 99: letsel opgelopen tijdens hockey-wedstrijd; Rb. Middelburg 3 januari 1996 (Hamelink/De Reu), VR 1996, 169: racefietser in groep week uit voor putdeksel, waardoor andere fietser ten val kwam.
[10] Hof Amsterdam 7 mei 1998 (Prins/Otten), VR 2000, 27: een 11-jarige jongen gooide wasbenzine op vuurtje waardoor een vriendje gewond raakte. Hof Arnhem 9 november 1999 (Wessels/Harbers), VR 2000, 137: door zijwaartse beweging van één van twee naast elkaar rijdende fietsers kwam de andere fietser ten val. Rb. Rotterdam 8 juli 1994 (Coppens/Van Dijk), VR 1996, 197: prestatieloper botste op voetganger/toeschouwer. Zie ook Rb. 's-Gravenhage 17 september 1997 (Mulder-Wichers/Van Hecke), VR 1998, 186.
[11] HR 12 mei 2000 (Verhuizing), RvdW 2000, 125, VR 2001, 77.
[12] In de eerdere gevallen waarin de Hoge Raad de osvo-terminologie gebruikte (zie nr. 2) volgde hij de terminologie van het hof; hier introduceert de Hoge Raad de term zelf, althans hij volgde het cassatiemiddel, sub 1.2.
[13] Een voorbeeld biedt HR 8 september 2000 (Ouders van Joost), VR 2000, 168, NJ 2000, 168, waarover ook C.C. van Dam, VRA 2001, p. 1 e.v.
[14] HR 9 december 1994 (Zwiepende tak), NJ 1996, 403, nt CJHB, VR 1995, 98.
[15] HR 11 april 1975 (Zopp/Mijnwerkersfonds), NJ 1975, 373, nt GJS, VR 1976, 58; T. Hartlief en R.P.J.L. Tjittes, Aansprakelijkheid bij vriendendiensten, WPNR 6200 (1995), p. 732; J.M. van Dunné, Verbintenissenrecht, deel 2, 3e druk, 1997, p. 177; Roelvink, CJHB (Brunner-bundel), (1994), p. 325 e.v.
[16] HR 23 juni 1989 (Surfplank), VR 1991, 154, nt HAB; HR 22 april 1994 (Taxus), NJ 1994, 624, nt CJHB, VR 1995, 82; HR 9 december 1994 (Zwiepende tak), NJ 1996, 403, nt CJHB, VR 1995, 98.
[17] Zie ook J. Spier, De uitdijende reikwijdte van de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, Preadvies NJV 1996-I, p. 323 e.v., die meent dat de Hoge Raad 'particulieren' uit de wind van het aansprakelijkheidsrecht wil houden maar van oordeel is dat de rechtvaardiging daarvoor wegvalt indien zij de schade niet voor eigen rekening behoeven te nemen. Van Dunné, Verbintenissenrecht, deel 2, p. 175, bepleit om in dit soort gevallen in beginsel aansprakelijkheid aan te nemen op grond van de gevaarzettingsleer.
[18] HR 28 juni 1991 (Natrap), NJ 1992, 622, nt CJHB, VR 1992, 34.
[19] Van Dam, Aansprakelijkheidsrecht, 2000, nr. 1312.
[20] Vgl. in ander verband R.P.J.L. Tjittes, Bezwaarde verwanten, rede VU-Amsterdam, 1996.
[21] Van Dam, Aansprakelijkheidsrecht, 2000, nr. 912 slot.
[22] E.F.D. Engelhard, NTBR 2000, p. 342.
[23] Aldus ook Roelvink, CJHB (Brunner-bundel), (1994), p. 332. Bij kosteloos meerijden ligt dit in zoverre anders, dat van iedere automobilist, professional of amateur, de hoogste mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht.
[24] Roger Englander: Opera: What's all the screaming about?, 1994.
[25] H.A. Bouman, noot onder HR 23 juni 1989 (Surfplank), VR 1991, 154.