pag. 106 VR 2001, De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel

VRA 2001, p. 106
2001-04-01
Mr J.E. Huisman-Troost
Opsporing, vervolging en berechting zijn voor veel schrijvers een bron van inspiratie. De vierde schakel in de strafrechtelijke keten, de executie ofwel de tenuitvoerlegging van straffen, geniet daarentegen veel minder belangstelling. Zeker als het de tenuitvoerlegging van geldstraffen betreft, is dit proces bij velen onbekend. Dit artikel zal voornamelijk gaan over de rol van het Centraal Justitieel Incasso Bureau bij de tenuitvoerlegging van straffen en in het bijzonder de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel
VRA 2001, p. 106
Mr J.E. Huisman-Troost
Sr art. 24b Sr art. 36f Sv art. 575 Sv art. 554 lid 1
Het CJIB en de tenuitvoerlegging van straffen
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is tien jaar geleden opgericht voor de inning van administratieve verkeersboetes op basis van de WAHV (Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften). Vanwege het succes heeft het CJIB al spoedig meer taken gekregen op het terrein van de tenuitvoerlegging van straffen. Na de verkeersovertredingen kwamen de strafrechtelijke geldboeten, gevolgd door de ontnemingsmaatregelen, de schadevergoedingsmaatregelen en transacties. Niet alleen de inningsresultaten leidden tot een uitbreiding van taken. Ook het kunnen vormgeven van logistieke processen en het systematisch monitoren van geleverde prestaties van diverse ketenpartners hebben geleid tot het leggen van meer executietaken bij het CJIB. In 1996 is het Landelijk Coördinatiepunt Arrestatiebevelen (LCA) gestart, dat een coördinerende rol vervult tussen de betrokken instanties die met arrestaties zijn belast. Dagelijks worden vanuit heel Nederland door de politie alle arrestanten voor een vonnis bij het LCA gemeld. Nadat celruimte is geregeld met de Dienst Justitiële Inrichtingen, krijgt de transportdienst voor het gedetineerdenvervoer opdracht om arrestant X van politiebureau Y naar inrichting Z te brengen. Het LCA faxt de transportorders naar de vervoersdienst en de benodigde insluittitels naar de inrichtingen. En passant wordt gekeken of er nog te executeren vonnissen zijn die eerst moeten worden betekend alvorens ze kunnen worden geëxecuteerd. Met ingang van de nieuwe wet op de taakstraffen per 1 februari 2001 gaat het CJIB ook een coördinerende rol spelen tussen het OM en de reclassering, waar het de executie van taakstraffen betreft. Achterliggende gedachte is dat het CJIB onderzoekt of de taakgestrafte gedetineerd is, of nog gedetineerd moet worden voordat hij de taakstraf kan aanvangen.
Het CJIB is een snel groeiende organisatie, in 10 jaar tijd van 35 personeelsleden gegroeid naar ruim 500 en momenteel, in afwachting van nieuwbouw, verspreid over 6 panden in de stad Leeuwarden. Binnen het kader van dit artikel zal verder alleen de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel worden beschreven.
De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel door het CJIB
Langs elektronische weg komen de onherroepelijke vonnissen van de arrondissementen binnen bij het CJIB. De strafzaken die in hoger beroep zijn geweest, komen van de hoven nog handmatig binnen, maar ook dat heeft zijn langste tijd gehad, omdat het nieuwe 'Hoger Beroep Systeem Strafzaken' zal worden aangesloten op het CJIB. Deze vonnissen en arresten komen binnen op de zogenaamde afdeling 'maatregelen'.
De inning van de diverse soorten geldstraffen verloopt grotendeels identiek en valt in een aantal fasen uiteen, te beginnen met de zogenaamde Inningsfase, waarin sprake is van het uitsturen van een of meer acceptgirokaarten.
Inningsfase
In deze fase controleert het CJIB de persoonsgegevens bij de GBA (Gemeentelijke Basis Administratie) en stuurt een eerste acceptgirokaart uit. Indien de veroordeelde niet binnen 30 dagen betaalt, wordt een wettelijke verhoging opgelegd (art. 24b Sr) en wordt een aanmaning met acceptgirokaart gezonden. Mocht de veroordeelde opnieuw niet reageren dan wordt een tweede wettelijke verhoging opgelegd (art. 24bSr) en krijgt hij/zij een tweede aanmaning. Als ook nu geen betaling of anderszins een reactie volgt, wordt opnieuw een adresverificatie gedaan. De inningsfase start opnieuw indien er sprake is van een nieuw adres, waardoor de veroordeelde de acceptgirokaart mogelijk niet heeft ontvangen. Blijken de adresgegevens niet te zijn veranderd dan gaat de executie, de volgende incassofase, in.
Betalingsregelingen
Nadat de zaak ter executie is overgedragen aan het CJIB, is alleen het CJIB verantwoordelijk voor het aangaan van een betalingsregeling. Verzoeken tot een regeling die daarna nog bij de officier van justitie binnenkomen moeten worden doorgezonden naar het CJIB. Mocht het OM een schadevergoedingsmaatregel willen intrekken of om andere redenen de executie willen stoppen, dan moet zij dit schriftelijk en met redenen omkleed aan het CJIB meedelen. Met name bij veroordeelden die ten tijde van de executie van de maatregel zijn of worden gedetineerd, worden veelvuldig betalingsregelingen getroffen. In eerste instantie krijgen ook gedetineerden op de normale wijze de acceptgirokaarten voor het volledige bedrag toegezonden. Echter, veel gedetineerden blijken niet in staat ineens grote bedragen te betalen en doen alsnog een verzoek tot een betalingsregeling. Het CJIB heeft de mogelijkheid betalingsregelingen aan te gaan voor maximaal 27 maanden na de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis (art. 561 lid 4 Sv). Detentie is geen reden tot opschorting van de betalingsverplichting.
Incassofase
Nadat tijdens de inningsfase tevergeefs drie acceptgirokaarten zijn verzonden, treedt een nieuwe fase in waarin wordt overgegaan tot beslaglegging, veelal door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder. Deze fase sluit aan bij de systematiek van de executie van strafrechtelijke boetevonnissen en de ontnemingsmaatregel. Dat wil zeggen dat, indien mogelijk, persoonsgericht wordt gewerkt. Dit houdt in dat slechts een lokale instantie, gerechtsdeurwaarder of politie, belast is met de executie van vonnissen of maatregelen tegen dezelfde persoon. In het geval van meerdere verschillende financiële vorderingen op dezelfde veroordeelde geldt bij betalingen in beginsel de volgende volgorde van executie:
1
de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffers (art. 36f Sr)
2
de geldboete
3
de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
4
de administratieve sanctie (WAHV-beschikking; dit zijn de verkeersovertredingen).
Het CJIB kan in deze fase zelf overgaan tot het toepassen van verhaal op geld. Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen onder de bankrelatie van de veroordeelde. Echter, deze mogelijkheid bevindt zich nog in een experimentele fase uitsluitend t.a.v. verkeersovertredingen. Verhaal op geld of goederen, met een dwangbevel uitgevaardigd door de landelijke officier van justitie (het CJIB doet dit namens de officier), wordt overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder (art. 575 Sv). In 10% van het totaal aantal afgedane zaken door het CJIB betaalt de veroordeelde alsnog aan de deurwaarder. Deed het CJIB aanvankelijk met ruim 200 gerechtsdeurwaarders zaken, sinds enkele jaren is dat aantal gereduceerd tot ongeveer 60 deurwaarders in den lande. Met hen heeft het CJIB zakelijke contracten afgesloten om tot betere inningsresultaten te kunnen komen. Van alle zaken die op jaarbasis naar de deurwaarder gaan, blijkt van de verkeersovertredingen 70% en van de geldboeten nog 50% te kunnen worden geïnd.
Leiden ook deze handelingen niet tot (volledige) betaling, dan wordt een arrestatiebevel uitgevaardigd voor de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor het totaal of het resterende aantal dagen. Nu treedt de derde fase in, de zogenaamde arrestatiebevel(AB)-fase.
AB-fase
In 1999 werd ruim 3% van de zaken die zijn geëxecuteerd daadwerkelijk in een vervangende hechtenis omgezet, in 2000 is dit percentage van de tot september afgedane zaken gestegen tot 4,5%. De oorzaak hiervan is dat er veel betalingsregelingen lopen op verzoek van de veroordeelde. Omdat er maximaal 27 maanden over de termijnbetaling gedaan kan worden zijn nu pas de zaken uit de beginperiode (1996 en 1997) toe aan de vervangende hechtenis. In dit stadium wordt een arrestatiebevel aan de politie gezonden met het verzoek de veroordeelde te arresteren voor de vervangende hechtenis. Zelfs op de valreep blijkt nog 1% van de zaken te worden betaald.
De fase van de vervangende hechtenis moet zijn doorlopen wil de executoriale titel van de opgelegde maatregel kunnen worden overgedragen aan het slachtoffer (art. 554 lid 1 Sv). Omdat vaak tegelijkertijd met de maatregel ook de civiele vordering wordt toegewezen, krijgt de beledigde partij van de griffier, zodra het vonnis onherroepelijk is geworden, een grosse om deze vordering te kunnen gaan afdwingen (art. 554 lid 1 Sv). De benadeelde wordt van tevoren verzocht met deze grosse niets te doen in afwachting van de pogingen van de Staat het geld te innen. Dit om gelijktijdige executie te voorkomen.
Mocht de veroordeelde reeds zijn gedetineerd voor een ander feit - wekelijks screent het CJIB alle preventief gedetineerden - dan wordt voor aansluitende executie een kopie van het vonnis gezonden aan de penitentiaire inrichting waar hij verblijft.
Nadat de vervangende hechtenis is ondergaan, is de executie voor het CJIB ten einde, hoewel een ondergane vervangende hechtenis de betalingsverplichting aan het slachtoffer niet opheft. Bij samenloop van detentie als gevolg van een vrijheidsstraf, geldboete, maatregel of gijzeling op grond van de WAHV is de executievolgorde als volgt:
1
detentie als hoofdstraf
2
vervangende hechtenis ex art. 36f Sr (schadevergoedingsmaatregel)
3
vervangende hechtenis voor de geldboete
4
vervangende hechtenis voor de ontnemingsmaatregel
5
gijzeling in het kader van de WAHV.
Heeft de veroordeelde geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland dan plaatst het CJIB de zaak in het opsporingsregister (OPS).
Informatieverstrekking
Het CJIB handelt de correspondentie met de veroordeelde af. De parketten behandelen de correspondentie met de slachtoffers. Het CJIB informeert de parketten over de stand van zaken in de executie. Elke nieuwe stap in de executie is een automatisch informatiemoment aan het parket.
Naast informatie over de stand van zaken in een individuele strafzaak gaat het CJIB er ook steeds meer toe over de partners in het executieproces van managementinformatie te voorzien. Op basis hiervan kunnen prognoses voor de toekomst worden gemaakt zoals bijvoorbeeld de benodigde capaciteit voor in te zetten (politie)mensen en middelen (cellen). Ook verschaft het CJIB de arrondissementen per vier maanden een overzicht van de doorlooptijden tussen het moment waarop een vonnis onherroepelijk en executeerbaar wordt en het moment waarop de zaak voor executie wordt aangeboden bij het CJIB. Deze doorlooptijden bepalen de effectiviteit van de executie. Zo zijn ze onder meer van belang voor het al dan niet met succes indienen van een gratieverzoek. Voor de schadevergoedingsmaatregel staat de mogelijkheid van een gratieverzoek echter niet open, dus hier speelt een lange doorlooptijd wat dat betreft geen rol. Maar dat geldt des te meer voor de betrokken slachtoffers, die immers langer moeten wachten voordat hun schade vergoed wordt. Nu steeds meer aan de voorkant van de strafrechtelijke keten de aandacht wordt gevestigd op snelle procedures en berechting als kwaliteitsaspect, moet ook het sluitstuk van de keten, de executie, een zo snel mogelijk verloop hebben.
Complicerende factoren
Niet zelden worden schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan meerdere daders ten behoeve van een of meerdere slachtoffers. Uit de meestal tevens toegewezen civiele vordering kan worden opgemaakt dat er van hoofdelijkheid sprake is. De ene rechtbank gebruikt de hoofdelijkheidsclausule in het vonnis samen met de maatregel, de andere rechtbank niet. Niet altijd komen de vonnissen gelijktijdig binnen bij het CJIB, zoals bijvoorbeeld bij veroordeling van een van de daders door de kinderrechter of wanneer een van hen in hoger beroep gaat. Soms wordt de maatregel tussen meerdere daders zogenaamd 'geknipt', maar soms ook weer niet door de verschillende rechters in een zelfde zaak. In de Beverwijkse 'Picorny'-zaak zijn tientallen voetbalsupporters veroordeeld tot het betalen van de begrafeniskosten. Slechts enkelen kregen naast de toegewezen civiele vordering ook een maatregel opgelegd, het merendeel alleen de civiele vordering. De veroordeelden die in hoger beroep gegaan zijn kunnen nog niet worden aangesproken. Zij die niet in hoger beroep zijn gegaan en als eersten door het CJIB worden benaderd voor het totale bedrag zijn de klos. Formeel juridisch is er geen vuiltje aan de lucht, het eerste vonnis met de maatregel dat binnenkomt, wordt volgens de regels geëxecuteerd. De nabestaanden of slachtoffers krijgen op deze manier het snelst hun geld, waarna een civiele vordering ontstaat tussen de daders onderling. De veroordeelde betaalt alles, eventueel in termijnen. Betaalt hij niet dan eindigt hij in het huis van bewaring voor de vervangende hechtenis of hij komt in het opsporingsregister terecht. Praktisch ligt het anders; legio executieproblemen doen zich hierbij voor. Veelvuldig overleg met betrokken partijen en hun raadslieden, veel onbegrip, vragen en verwachtingen over de redelijkheid en de billijkheid bij zowel de nabestaanden van het slachtoffer als de daders. De vraag is of de wetgever zich een dergelijke praktijk wel gerealiseerd heeft toen hij het mogelijk wilde maken een eenvoudige schade via het strafrecht op een eenvoudige en snelle manier op de dader te verhalen. De minister van Justitie heeft opdracht gegeven de regelgeving en de uitvoering van de schadevergoedingsmaatregel te evalueren. De resultaten van dit onderzoek worden begin 2001 verwacht.
Tot slot enkele cijfers
Vanaf september 1996 dragen de parketten de onherroepelijke schadevergoedingsmaatregelen over aan het CJIB. Sinds die periode zijn ongeveer 15.000 zaken aangeboden.
Dit waren er in 1997: 3.864, in 1998: 4.898 en in 1999: 6.335.
Van de zaken die worden afgedaan door het CJIB blijkt ruim 65% binnen een jaar geëxecuteerd te kunnen worden, hetgeen in ongeveer 90% van die geëxecuteerde zaken tot betaling leidt:
-
voor ongeveer 10% van alle zaken loopt een betalingsregeling in termijnen;
-
er staan 1000 zaken in het opsporingsregister (Bedrijfsinformatie CJIB december 2000);
-
ruim 4% leidt tot een arrestatiebevel voor de vervangende hechtenis;
-
ongeveer een derde van de veroordeelden heeft ook andere vonnissen lopen bij het CJIB die nog geëxecuteerd moeten worden.