Wegenverkeerswet 1994
VR 2024/04 Verkeersongeval met dood door schuld. Tractorbestuurder. Vorenpakker op onjuiste wijze bevestigd. Aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
De verdachte heeft als bestuurder van een tractor, met aan de voorzijde een vorenpakker en aan de achterzijde een ploeg, een ongeval veroorzaakt. De verdachte heeft zijn vaart geminderd en naar rechts gestuurd om een groep tegemoetkomende wielrenners ruimte te geven. Doordat de verdachte bij het naar rechts sturen over het beschadigde bermbeton is gereden, is de vorenpakker losgekomen van de tractor en de weg over gerold. Het slachtoffer heeft deze 1.327 kilo wegende vorenpakker niet kunnen ontwijken en heeft als gevolg van de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarna hij in het
VR 2023/138 Openbare weg. Uitrit. Eigen terrein.
De betrokkene is een sanctie opgelegd voor het parkeren van een aanhanger voor een uitrit. De vertegenwoordiger van de betrokkene voert aan dat de parkeerstrook en de voormalige aansluiting op het fietspad eigendom zijn van de betrokkene en dat zij deze grond kan afschermen en gebruiken zoals zij dat wenst; in dit geval voor het parkeren van voertuigen. De openbaarheid waar de vertegenwoordiger op duidt, is gebaseerd op openbaarheid in de zin van de Wegenwet. Het verschil in strekking maakt dat de uitleg van het begrip 'openbare weg' in de Wegenwet niet bepalend is voor de uitleg van het
VR 2023/98 Ongeval met twee botsmomenten, deskundigenrapport, causaliteitsverdeling 50/50, billijkheidscorrectie.
Deze zaak betreft een ernstig verkeersongeval op de A9, waarbij persoon X op een Suzuki motor betrokken was en een dwarslaesie opliep. Ook persoon Y in een Renault Megane en persoon Z in een Ford Fiësta waren betrokken. Persoon Y is verzekerd bij Achmea en persoon Z is verzekerd bij National Academic. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de toedracht van het ongeval niet kon worden vastgesteld. Om te kunnen beoordelen of de andere partijen onrechtmatig hebben gehandeld, was een onafhankelijk deskundigenonderzoek nodig. Persoon X kan zich grotendeels vinden in de conclusies van
VR 2023/91 Straatrace. Medeplegen van het veroorzaken van een verkeersongeval. Geen onderscheid tussen aandeel medeverdachte en verdachte.
Op 20 maart 2021 hebben de verdachte en de medeverdachte een spontane straatrace gehouden waarbij met hoge snelheden door de bebouwde kom werd gereden. Vanwege de zeer hoge snelheid waarmee de medeverdachte reed heeft het slachtoffer de situatie waarschijnlijk verkeerd ingeschat en is hij de voorrangskruising opgereden, waarna de medeverdachte hem met zeer hoge snelheid heeft aangereden. Het slachtoffer heeft hier zwaar lichamelijk letsel aan overgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels geschonden door zeer gevaarlijk
VR 2023/74 Dood door schuld. Zwaar lichamelijk letsel. Zeer onvoorzichtig rijgedrag.
Verdachte is met twee wielen in de berm terechtgekomen en vervolgens door een stuurcorrectie naar rechts de weg opgeschoten, in een drift en slip geraakt en uiteindelijk over de kop geslagen, en aan de achterzijde van de weg ondersteboven in een greppel tot stilstand gekomen. Eén inzittende kwam om het leven en een andere inzittende liep een hoge dwarslaesie op. Verdachte reed tussen de 120,6 en 152,5 kilometer per uur waar 80 is toegestaan. Het hof acht bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld. De in eerste aanleg opgelegde taakstraf doet volgens het hof onvoldoende recht aan
VR 2023/73 Art. 6 WVW 1994. Vrijspraak.
Verdachte wordt vrijgesproken van art. 6 WVW 1994. Volgens de rechtbank vereist de culpa uit art. 6 een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. In deze zaak meent de rechtbank dat er sprake is van een op zichzelf staande verkeersfout. De verdachte is namelijk een moment onoplettend geweest door in slaap te vallen. Vervolgens is hij tegen de auto voor hem gebotst. Deze fout is niet ernstig genoeg om hem het verwijt uit art. 6 toe te rekenen. Dit zou anders zijn geweest als het in slaap vallen voorzienbaar zou zijn geweest. Wel meent de rechtbank dat de verdachte art. 5 WVW 1994
VR 2022/77 NAAR NUL
