Datum uitgave: 
              
          
VR 2019/209 Dood door schuld? Medeplegen? Gevaarzetting.
  Verdachtes vader heeft met de door hem bestuurde personenauto met zeer hoge snelheid - 167 km/u waar 50 km/u was toegestaan - en onder invloed van alcohol gereden en is daarbij gebotst op een auto die vanuit een uitrit de weg opreed. De bestuurster van deze auto kwam hierbij om het leven. Verdachte reed met eveneens zeer hoge snelheid achter zijn vader aan. Hij bracht zijn auto tijdig tot stilstand. Geen bewijs voor medeplegen van dood door schuld, wel voor het in gevaar brengen van de veiligheid van het verkeer op de weg.
        
VR 2019/210 Ongeval zetbank: onrechtmatigheid en beroep verzekeraar op uitsluiting dekking in algemene voorwaarden.
  In de zomer van 2013 heeft appellant als zzp-er in opdracht van geïntimeerde in hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak) schilderwerkzaamheden verricht aan het pand van geïntimeerde in de hoofdzaak (appellant in de vrijwaringszaak). Tijdens het verplaatsen van een zware zetbank met behulp van een heftruck en palletwagen valt de zetbank van de lepels van de heftruck en komt op appellant terecht die letselschade oploopt. In de hoofdzaak heeft appellant bij dagvaarding van 31 augustus 2015 geïntimeerde in de hoofdzaak aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Aan deze vordering
        
VR 2019/211 Bewijsopdracht omtrent toedracht ongeval.
  De door de echtgenoot van appellante bestuurde auto is van achter aangereden door de verzekerde van geïntimeerde. In beide uitspraken staat de vraag centraal of de verzekerde van geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van art. 6:162 BW jegens appellante als eigenaar van de auto. Het hof stelt in zijn tussenuitspraak art. 150 Rv als hoofdregel voorop. Volgens vaste rechtspraak biedt het enkele feit dat de achterste auto op de voorste auto is gebotst onvoldoende basis om de bestuurder van de voorste auto geslaagd te achten in het bewijs dat de bestuurder van de achterste auto een
        
VR 2019/212 Ongeval op rolband in parkeergarage; aansprakelijkheid gemeente afgewezen.
  Op 23 mei 2016 is verzoekster een ongeval overkomen op een hellende rolband in een parkeergarage. Als gevolg van dit ongeval heeft zij een breuk in haar scheen- en kuitbeen opgelopen. Verzoekster verzoekt te bepalen dat de gemeente aansprakelijk is voor de door haar geleden materiële en immateriële schade, primair op grond van art. 6:174 BW en subsidiair op grond van art. 6:162 BW. De rechtbank onderzoekt of de rolband in de gegeven omstandigheden aan de veiligheidseisen voldeed en of de gemeente in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs meer veiligheidsmaatregelen had moeten nemen
        
VR 2019/213 Toedracht incident onduidelijk; deelgeschilprocedure niet bedoeld voor voorleggen volledig geschil; verzoek onterecht en onnodig; geen kostenbegroting.
  Verzoekers hebben in 2016 het evenement '4x4 Beach' op het strand van Katwijk aan Zee bezocht. Dit evenement wordt georganiseerd door vrijwilligers en staat in het teken van het rijden met terreinwagens. Tijdens dit evenement hebben verzoekers meegereden in de rallyvrachtwagen van A, die gratis offroad ritjes aanbood op het hiertoe beschikbaar gestelde parcours op het strand. Tijdens het rijden heeft verzoeker 2 zich beklaagd over pijn in zijn rug. Hij is afgevoerd in een ambulance. In het ziekenhuis is geconstateerd dat hij een gebroken borstwervel had. Verzoeker 1 heeft na het voorval haar