Affectieschade gedekt?

VR-kort
Artikel
16 oktober 2019

Mr. E.C.M. Esveld
Sinds 1 januari 2019 hebben naasten en nabestaanden van een slachtoffer recht op smartengeld (vergoeding van affectieschade). Eén van de vereisten voor een dergelijke vergoeding is het bestaan van aansprakelijkheid voor de schadeveroorzakende gebeurtenis. Is het letsel of het overlijden van het slachtoffer het gevolg van een gebeurtenis waarvoor niet een ander aansprakelijk is, dan kan deze schade niet via het aansprakelijkheidsrecht worden verhaald. Desalniettemin wordt deze schade mogelijk gedekt door een first-partyverzekering. Voor de dekkingsomvang van een dergelijke verzekering zijn de polisvoorwaarden leidend, en niet de wettelijke regels van schadevergoeding op grond van afd. 6.1.10 BW. In beginsel zijn echter de belangen van de schadelijdende naasten en nabestaanden van die verzekerde niet gedekt. Het uitgangspunt bij een verzekeringsovereenkomst is volgens art. 7:946 lid 1 BW namelijk dat slechts de belangen van de verzekeringnemer zijn gedekt. Evenwel kan een redelijke uitleg van de polis leiden tot de conclusie dat de belangen van de naasten en nabestaanden wel (mede) zijn gedekt.
In dit artikel wordt ingegaan op de vraag of first-partyverzekeringen affectieschade dekken. Daartoe is relevant wat in de polisvoorwaarden met betrekking tot dekking van affectieschade is opgenomen en hoe de relevante bedingen dienen te worden uitgelegd.
Na bestudering van de polisvoorwaarden van schadeverzekeringen voor inzittenden en werknemersschadeverzekeringen komt de auteur tot de volgende conclusie. Vrijwel geen van de door hem bestudeerde polisvoorwaarden bevatte expliciet een bepaling over affectieschade. De vraag naar de dekking daarvan komt daarom des te meer neer op polisuitleg. In vrijwel alle polisvoorwaarden is de groep verzekerden beperkt tot inzittenden van het bij het ongeval betrokken motorijtuig en ook wordt veelal een directe betrokkenheid van de verzekerde bij het ongeval vereist. Toch blijkt affectieschade door een niet geringe groep verzekeringen gedekt. Dat valt voornamelijk te verklaren door aansluiting bij de artikelen 6:107 en 6:108 BW, waarin de vergoeding van affectieschade is opgenomen, of door breed geformuleerde dekkingsomschrijvingen.
Indien een naaste of nabestaande niet als ‘verzekerde’ kwalificeert, zoals veelal het geval zal zijn als hij niet samen met het slachtoffer inzittende was, dekken 15 van de 54 schadeverzekeringen voor inzittenden affectieschade enkel in geval van overlijden, en 3 zowel in geval van overlijden als in geval van ernstig en blijvend letsel. De overige schadeverzekeringen voor inzittenden bieden in het geheel geen dekking van affectieschade, of slechts indien de naaste of nabestaande kwalificeert als ‘verzekerde’.
Van de 8 als first-partyverzekering opgetuigde werknemersschadeverzekeringen, die een werkgever kan afsluiten om te voldoen aan zijn verplichting tot goed werkgeverschap, zijn er 6 die affectieschade door overlijden dekken. De overige 2 dekken in het geheel geen affectieschade. Geen van de door de auteur onderzochte first-partywerknemersschadeverzekeringen dekt affectieschade bij letsel.
De minimale dekkingsomvang van een ‘behoorlijke verzekering’ die de werkgever in het kader van zijn goed werkgeverschap in bepaalde situaties voor zijn werknemer dient af te sluiten, wordt volgens de Hoge Raad bepaald aan de hand van de destijds bestaande verzekeringsmogelijkheden en de heersende maatschappelijke opvattingen over de dekkingsomvang. Uit zijn onderzoek blijkt affectieschade door overlijden goed verzekerbaar, maar blijkt geen van de werknemersschadeverzekeringen affectieschade door letsel te dekken. Het is echter zeer de vraag of de grondslag van de verzekeringsplicht dekking van affectieschade kan dragen, omdat dit niet past bij situaties waarin de werknemer zelf het ongeval heeft veroorzaakt en het doel van compensatie bij vergoeding van affectieschade op de achtergrond staat. Daarnaast is onduidelijk of de maatschappelijke opvattingen maken dat affectieschade van die minimale dekkingsomvang deel uitmaakt. Al met al lijkt dekking van affectieschade door een ‘behoorlijke verzekering’ de auteur minder prangend.

Bron: 
AV&S 2019, afl. 4, p. 129-134