“Achter het stuur in de bus” Over herstel van autonomie in het aansprakelijkheidsrecht

VR-kort
Artikel
06 juli 2016

Prof. mr. M.A. Loth en L. Stegerhoek
In deze bijdrage wordt aandacht gevraagd voor de herstelgerichte benadering en de wijze waarop zij in het aansprakelijkheidsrecht past. De auteurs typeren deze benadering aan de hand van drie beginselen van herstel: het beginsel van herstel van autonomie, het beginsel van integrale hulpverlening en het beginsel van partnerschap.
Voorts hebben zij onderzocht hoe de gedachte van herstel aansluit bij de doelstellingen van het aansprakelijkheidsrecht. Voorop staat het slachtoffer de regie over zijn of haar leven (terug) te geven (“achter het stuur in de bus”). Juist in geval van ernstig letsel is die regie grondig verstoord. Het herstel verloopt voorspoediger naarmate het slachtoffer eerder in staat wordt gesteld om die regie te hernemen. Herstel van autonomie is daarom van cruciale betekenis. Dat doel wordt gediend door integrale hulpverlening, die meebrengt dat het slachtoffer niet alleen een schadevergoeding in geld ontvangt, maar ook feitelijk wordt bijgestaan om zijn leven weer zo snel mogelijk op de rit te krijgen. Slachtoffers blijken in de praktijk vooral gediend met daadwerkelijke coaching, ontzorging en hulp door deskundigen die weten wat er in de gegeven situatie nodig is, en hoe daarin kan worden voorzien. Ten slotte draagt ook het beginsel van partnerschap bij aan een voorspoedig herstel. Het slachtoffer heeft in de gegeven moeilijke omstandigheden een bondgenoot nodig, niet een tegenspeler. Daarmee is ook de behoefte van het slachtoffer aan procedurele rechtvaardigheid gediend (erkenning, vaststelling van verantwoordelijkheid, waarheidsvinding).
Voorts is duidelijk geworden dat de herstelgerichte benadering buiten de traditionele coördinaten van het aansprakelijkheidsrecht treedt, wanneer de schade niet uitsluitend wordt vergoed door een som geld, maar door een mix van herstel in natura en schadevergoeding. Dat past wel binnen art. 6:103 BW, maar is niet in overeenstemming met het uitgangspunt van schadevergoeding in geld. In alle gevallen staan de behoeften van het slachtoffer in het hier en nu centraal, meer dan de vraag wat er zou zijn gebeurd indien het schadevoorval niet had plaatsgevonden.
Het streven naar herstel kan alleen maar slagen indien de traditionele coördinaten van het aansprakelijkheidsrecht worden overschreden. Dat herinnert eraan dat de herstelgerichte benadering een buitengerechtelijke wijze van afdoening is. Hoewel de traditionele coördinaten van het aansprakelijkheidsrecht regelmatig worden overschreden, past de herstelgerichte benadering wel binnen de doelstellingen van het aansprakelijkheidsrecht (mits juist verstaan). In dat verband hebben de auteurs geconcludeerd dat een herdefinitie van de actuele en de hypothetische situatie van het slachtoffer nodig is, niet louter in termen van zijn vermogen, maar in termen van zijn vermogens. Zowel de belangen waarin hij wordt beschermd als de wijze waarop hij wordt beschermd zijn ruimer te verstaan dan louter in financiële termen. Ook emotionele belangen worden beschermd en ook alternatieve remedies zijn toegestaan.
Ten slotte kan worden geconcludeerd dat de herstelgerichte benadering ons perspectief op het aansprakelijkheidsrecht heeft beïnvloed. Dat beeld was wat verbrokkeld, omdat het enerzijds als een systeem van verevening werd gezien, en anderzijds ook emotionele belangen als genoegdoening (terecht) van belang worden geacht. Dat beeld is nu bijgesteld. Compensatie is niet een doel op zich, maar een middel tot een doel, namelijk het herstel van het slachtoffer. Bovendien is de situatie van het slachtoffer ruimer voorgesteld dan louter zijn vermogenspositie. In bredere zin staat de autonomie van het slachtoffer centraal, dat wil zeggen, de mogelijkheden om zijn leven in vrijheid in te richten. Daarmee komen zijn of haar capaciteiten centraal te staan: de existentiële capaciteiten (leven en gezondheid), de zintuigelijke vermogens (tot waarneming, denken, voelen, verbeelding) en de sociale capaciteiten (tot groepsvorming, spel en vormgeving van de omgeving). Aantasting in deze rechtsgoederen leidt tot verlies van autonomie, en herstel daarin leidt tot herwonnen zelfstandigheid. Daarmee is de eenheid hersteld van de door het aansprakelijkheidsrecht beschermde belangen en de daartoe beschikbare remedies. Herstel van autonomie is echter niet onbegrensd; het wordt begrensd door wat op grond van ervaring van anderen nodig is om in de gegeven omstandigheden een autonoom leven te leiden. Dat levert geen ‘hard and fast rule’ op, maar wel een indicatie van welke remedie wel redelijk is en welke niet. Verder is maatwerk binnen de gegeven juridische en financiële kaders het devies.
De herstelgerichte benadering heeft in de praktijk geleidelijk voet aan de grond gekregen. Het inzicht dat voor herstel bij letselschade meer nodig is dan alleen vergoeding van financieel nadeel wordt inmiddels breed gedeeld. Ook op psychologisch, emotioneel, sociaal en praktisch vlak heeft het slachtoffer behoefte aan bijstand. Rond de afwikkeling van de schade is een bedrijfstak ontstaan van advies, praktische hulp, coaching en ontzorging. Dat neemt niet weg dat deze praktijk uitbreiding verdient, en dat verzekeraars en belangenbehartigers soms nog koudwatervrees vertonen. Natuurlijk zijn hier ook nog de nodige vragen te beantwoorden. Wat betekent deze praktijk voor de kosten (de totale schadelasten en de kosten op dossierniveau)? Welke gevolgen heeft deze praktijk voor de rol van alle betrokkenen? Wat mag worden gevraagd van de verzekeraar, de belangenbehartiger, de zorgsector?
De herstelgerichte benadering heeft de doctrine nog nauwelijks beïnvloed, en omgekeerd, de doctrine heeft deze praktijk nog onvoldoende doordacht. Hoewel de herstelgerichte benadering zich heeft ontwikkeld ‘in the shadow of the law’, zoals is betoogd, is zij heel wel verenigbaar met de uitgangspunten van het aansprakelijkheidsrecht. Bovenal biedt zij zicht op een nieuw en beter geïntegreerd beeld van waar het in het aansprakelijkheidsrecht werkelijk om gaat.
 

Bron: 
AV&S juni 2016, afl.3, p. 94-100