VR 2011/18, Naschrift bij de reactie van Wilken c.s.

VRA 2011/18
2011-02-01
P. van der Nat
Naschrift bij de reactie van Wilken c.s.
VRA 2011/18
P. van der Nat [1]
De omstandigheid dat het rapport 'Het medisch beoordelingstraject bij letselschade' door De Letselschade Raad wordt uitgegeven geeft aan de inhoud van het rapport veel gewicht. Het rapport is ook als gezaghebbend rapport bedoeld. In de dagelijkse praktijk zal er een beroep op worden gedaan, in procedures zal er naar worden verwezen. Daarom moet het rapport klinken als een klok. De Letselschade Raad is er om de afwikkeling van personenschades te verbeteren.[2] Als in een als gezaghebbend bedoelde publicatie een verkeerde weg wordt ingeslagen, dan is van de beoogde verbetering geen sprake, dan wordt eerder het tegendeel bereikt. Ik ben van mening dat in dit rapport een verkeerde weg wordt ingeslagen. Daarom schreef ik het in het decembernummer van dit blad geplaatste artikel. De uitgangspunten zijn onvoldoende onderbouwd, er wordt geen oplossing gezocht binnen het kader van het geldende bewijsrecht, het equality of arms-beginsel wordt mijns inziens verkeerd geïnterpreteerd en de fundamentele rechten van het slachtoffer komen in het gedrang.
Uit de hierboven gepubliceerde reactie van de onderzoekers blijkt dat Wilken c.s. bepleiten mijn artikel niet serieus te nemen. Ik zou in het rapport iets anders lezen dan wat er staat en in het rapport kan geen exhibitieplicht worden gelezen, aldus Wilken c.s.
Wilken c.s. komen in het rapport tot de conclusie dat verbetering van het medisch beoordelingstraject niets anders kan inhouden dan dat het slachtoffer inzage in zijn medisch dossier geeft.[3] Daarin lees ik een pleidooi voor een exhibitieplicht. Dat die plicht niet in elk geval zal kunnen worden opgelegd, zoals Wilken c.s. in hun reactie stellen, is in dat verband zonder belang. Overigens is deze inzageplicht in het rapport niet genoemd als een 'beschrijving van het perspectief van de verzekeraar uit', maar als een conclusie van het onderzoek. In hun hier afgedrukte reactie herhalen Wilken c.s. hetzelfde standpunt in andere woorden: verzekeraars zouden inzage nodig hebben, omdat zij anders niet volwaardig deel zouden kunnen nemen aan het debat over de omvang van de schadevergoeding.
Schadebehandeling is een kwestie van techniek en voor een zeer groot deel een kwestie van mentaliteit.[4] De pogingen om de afwikkeling van personenschades te verbeteren heb ik vanuit verschillende gezichtspunten ervaren en ik heb er uit verschillende posities in geparticipeerd. [5] In mijn decemberartikel heb ik uit het rapport van Wilken c.s. deze zin geciteerd: 'Hoe minder medische informatie, hoe minder aanknopingspunten de aansprakelijkheidsverzekeraar zal hebben voor een pessimistische inschatting van de hypothetische situatie zonder ongeval'. [6] Mijn bezwaar daartegen is dat een verzekeraar letselschade niet pessimistisch zou moeten willen inschatten. Hoe moeilijk de vaststelling van letselschade ook is, de verzekeraar behoort uit te zijn op de volledige vergoeding van de schade [7] en niet op een voor het slachtoffer ongunstige inschatting daarvan. De op ontkenning van de omvang van de schade gerichte, pessimistische, inschatting past niet bij de mentaliteit die nodig is om personenschades vloeiend en efficiënt af te wikkelen. Er bestaat op dit terrein nog een flink aantal ingesleten slechte praktijken die afgeschaft zouden moeten worden; het formuleren van de wens om een pessimistische inschatting te kunnen maken introduceert een nieuwe slechte praktijk die niet past bij het streven naar verbetering van de schadeafwikkeling.
Ik hoop met mijn artikel 'Een exhibitieplicht voor slachtoffers?' discussie los te maken over het onderwerp dat in het daarin besproken rapport centraal staat en ik hoop dat die discussie zal leiden tot een betere oplossingsrichting dan die in dit rapport is gekozen.
[1] Advocaat bij Beer Advocaten te Amsterdam. vandernat@beeradvocaten.nl
[2] Zie doelomschrijving op www.deletselschaderaad.nl
[3] Onder meer op de pagina's xvii, 51 en 210.
[4] Aldus reeds het Rapport van de Verbondscommissie Schaderegelingsbeleid van april 1980, pagina 10.
[5] Onder meer als verzekeraar, als lid van de Verbondscommissie Schaderegelingsbeleid, als advocaat optredend voor verzekeraars en als advocaat optredend voor slachtoffers, als rechter-plaatsvervanger en als mede-oprichter van de Vereniging van Letselschade Advocaten 'LSA'.
[6] Zie het onderzoeksrapport op de pagina's xvi, 14, 15, 17, 19, 40, 46, 152 en 160.
[7] Zie de noten 8 en 9 bij het decemberartikel.