VR 2011/17, Het incasseringsvermogen van het CJIB

VRA 2011, 17
2011-02-01
Mw. mr. C.E. van Dijk
Het incasseringsvermogen van het CJIB
VRA 2011, 17
Mw. mr. C.E. van Dijk [1]
1.
Inleiding
Na het opleggen van een verkeersboete of na een veroordeling door een rechter gaat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), ter ondersteuning van het openbaar ministerie (OM), aan de slag om de opgelegde sancties te innen. In dit artikel ga ik in op de incassotaken die het CJIB in dat kader verricht. Meer specifiek ga ik in op de tenuitvoerlegging van door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van slachtoffers van strafbare feiten. De bijzondere positie die het slachtoffer inneemt in het strafproces zorgt bij de executie van schadevergoedingsmaatregelen voor een aantal specifieke aandachtspunten.
De positie van het slachtoffer is - ook in de executiefase - sinds kort verbeterd door de nieuwe Wet versterking positie slachtoffers die op 1 januari 2011 in werking is getreden. Met deze wet is de voorschotregeling geïntroduceerd in het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het CJIB is belast met de uitvoering van de voorschotregeling. De inhoud en bijzonderheden van deze voorschotregeling licht ik in dit artikel toe.
2.
Inning van verkeersboetes
Bij het brede publiek is het CJIB vooral bekend als de organisatie die de inning verricht van verkeersboetes. Het CJIB is opgericht in 1990 om de boetes die werden uitgeschreven op grond van de destijds nieuwe Wet administratiefrechtelijk handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) centraal te innen.[2]
Menigeen ontvangt van het CJIB een beschikking na het begaan van een lichte verkeersovertreding ingevolge de Wet Mulder oftewel de Wahv. Als in 2009 een envelop met de paarse rand van het CJIB op de mat viel, betekende dat in 77% van de gevallen dat de betrokkene te hard had gereden, in 7,8 % van de gevallen dat de betrokkene verkeerd had geparkeerd en in 2,5% van de gevallen dat de betrokkene door rood was gereden. In totaal zijn in 2009 ruim 11,8 miljoen Wahv-zaken door de politie of de Dienst Wegverkeer (RDW) aangeleverd bij het CJIB.
Het CJIB verricht de inningstaak met betrekking tot de zogenaamde Mulderzaken op grond van art. 5 lid 1 en 2 Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Bahv) ter ondersteuning van de officier van justitie. Laatstgenoemde is ingevolge art. 22 lid 1 Wahv belast met de inning van de administratieve sancties.
De stappen om te komen tot inning van verkeersboetes zijn neergelegd in hoofdstuk VIII van de Wahv. De incasso verloopt - kort gezegd - als volgt. Het CJIB verstuurt met de beschikking een eerste acceptgiro waarin naast de administratieve sanctie sinds 2 juli 2009 ook de administratiekosten in rekening worden gebracht (ex art. 11a Bahv).[3] Als op deze aanschrijving niet tijdig of volledig wordt betaald, dan wordt een eerste aanmaning verstuurd waarbij een wettelijke verhoging op de administratieve sanctie wordt gelegd ( art. 23 lid 2 Wahv). Wordt hierop ook niet betaald, dan volgt een tweede aanmaning met een tweede wettelijke verhoging ( art. 25 lid 1 Wahv).
Als na de eerste aanschrijving en aanmaningen nog niet is betaald, dan wordt, na een verificatie van de adresgegevens, onderzocht of het openstaande bedrag kan worden verhaald op banktegoeden van de betrokkene (verhaal zonder dwangbevel ex art. 27 Wahv). Zo nodig wordt vervolgens een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld ingevolge art. 26 Wahv. Is de incasso dan nog niet gelukt, kunnen de dwangmiddelen inneming rijbewijs (art. 28a Wahv), buitengebruikstelling voertuig (art. 28b Wahv) en gijzeling (art. 28 Wahv) worden toegepast. Voor de toepassing van het dwangmiddel gijzeling dient de kantonrechter, op vordering van de officier van justitie, een machtiging af te geven.[4]
De meeste mensen betalen de verkeersboetes vrij snel. Dit blijkt ook uit het feit dat 95,7% van alle uitgeschreven bonnen voor deze lichte verkeersovertredingen in 2009 binnen 1 jaar werd betaald.[5]
3.
Andere incassotaken van het CJIB ter ondersteuning van het OM
Naast de inning van verkeersboetes verricht het CJIB ook andere taken. Ik ga daar kort op in waarbij ik mij in dit artikel beperk tot de incassotaken die het CJIB verricht ter ondersteuning van het OM. Het OM is op grond van art. 553 Wetboek van Strafvordering (Sv) verantwoordelijk voor de executie van straffen en maatregelen. Het CJIB ondersteunt het OM daarbij. Dat doet het CJIB als agentschap van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de basis van het CJIB ligt het Besluit instelling Centraal Justitieel Incassobureau.
De incassotaken die het CJIB ter ondersteuning van en in opdracht van het OM verricht, zijn de navolgende:
De inning van geldboetes ex art 23 e.v. Sr die de rechter bij vonnis of arrest heeft opgelegd. Het CJIB verricht deze taak sinds 1994. In 2009 zijn door het OM ongeveer 168.000 zaken aangeleverd bij het CJIB waarin iemand door de rechter was veroordeeld tot het betalen van een geldboete.
De inning van geldboetes die bij strafbeschikking zijn opgelegd door het OM of door een opsporingsinstantie ex art. 257a of 257b Sv. Het CJIB is tevens de instantie die de strafbeschikking verstuurt.[6] Het CJIB is belast met deze taak sinds de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening per 1 februari 2008. De Wet OM-afdoening wordt gefaseerd ingevoerd. [7] Met de introductie van de strafbeschikking in het Wetboek van Strafvordering kan het OM of - in voorkomende gevallen - een opsporingsambtenaar, een verdachte buitengerechtelijk bestraffen. In 2009 zijn ruim 26.000 zaken bij het CJIB aangeleverd door opsporingsinstanties en het OM.
Het CJIB verricht de incasso van zowel door de rechter als bij strafbeschikking opgelegde geldboetes als bedoeld in art. 572 Sv op grond van art. 1 Besluit tenuitvoerlegging geldboeten. Voor strafbeschikkingen zijn daarnaast regels opgenomen in het Besluit OM-afdoening.
De inning van door de rechter bij vonnis of arrest opgelegde ontnemingsmaatregelen ex art. 36e Sr ('plukze'). In 2009 zijn ruim 1.300 ontnemingsmaatregelen aangeleverd bij het CJIB. Het CJIB verricht deze taak sinds 1995.
De inning van schadevergoedingsmaatregelen ex art. 36f Sr die de rechter heeft opgelegd bij vonnis of arrest. In 2009 zijn bijna 12.000 zaken door het OM aangeleverd waarin het CJIB de opdracht heeft gekregen de opgelegde schadevergoedingsmaatregel te innen. Het CJIB verricht deze taak sinds 1996.
Voor ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen berust de taak van het CJIB op het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen.
De inning van geldsomtransacties ex art. 74 en 74c Sr. Het OM en opsporingsambtenaren kunnen voor strafbare feiten die daarvoor in aanmerking komen een schikking aanbieden aan de verdachte. Indien de verdachte het bedrag van deze geldsomtransactie betaalt, dan voorkomt hij/zij verdere vervolging door het OM. Met de introductie van de strafbeschikking ingevolge de Wet OM-afdoening bestaat het voornemen om de transactie geheel te vervangen door de strafbeschikking.[8] In het Transactiebesluit 1994 is de inning van de geldsomtransactie aan het CJIB opgedragen. [9] In 2009 zijn in dat kader 565.877 zaken aangeleverd bij het CJIB. [10] Het CJIB verricht deze taak sinds 1999.
De inning van geldelijke sancties opgelegd in andere Europese landen. In 2007 en 2009 zijn het Europese kaderbesluit 'Wederzijdse erkenning van geldelijke sancties' en het kaderbesluit 'Wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie' geïmplementeerd in nationale wetgeving.[11] Aan het CJIB zijn in dit kader taken opgedragen in het Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties. [12] Het CJIB als daartoe aangewezen Centrale Autoriteit zorgt ervoor dat onherroepelijke beslissingen van een instantie of rechter uit een andere EU-lidstaat in Nederland worden geëxecuteerd. Daarnaast worden zaken op naam van een ingezetene van een andere EU lidstaat overgedragen aan de Centrale Autoriteit van de betreffende lidstaat.
De inning van de kosten voor openbaarmaking van de uitspraak opgelegd bij rechterlijke beslissing ex 36 Sr. Het CJIB ondersteunt het OM tevens bij de publicatie. De inning verloopt conform incasso van de eerder genoemde geldboete en is gebaseerd op het Besluit uitvoering artikel 577, tweede lid. Het CJIB is hiermee belast sinds 1994.
Kortheidshalve zal ik niet ingaan op de logistieke, coördinerende en informerende taken die het CJIB verricht voor het OM bij de tenuitvoerlegging van (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen en de voorwaardelijke invrijheidsstelling.[13] Ook licht ik de inningstaken die het CJIB verricht voor een aantal bestuursorganen niet verder toe. Daarbij gaat het onder meer om door deze bestuursorganen opgelegde bestuurlijke boetes en dwangsommen, de inning van de bestuursrechtelijke premie zorgverzekering en de inning van leges voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) die moeten worden betaald voor de verlening (of verlenging) van een verblijfsvergunning.
Dat alles past binnen de als volgt geformuleerde missie van het CJIB:
'Het CJIB is een publieke dienst die alleen voor of in opdracht van de overheid werkt, met een aangewezen taak in het domein van inning, incasso, executie en informatielogistiek, ten behoeve van het uitvoeren van overheidsbrede wet- en regelgeving.'.[14]
Het aantal taken waarmee het CJIB is belast, is gedurende het bestaan van het CJIB toegenomen. Wat de in de bijlage van het regeerakkoord genoemde 'clustering van diensten rijksincasso' voor het CJIB betekent, zal in de nabije toekomst duidelijk worden.[15]
Van de voornoemde taken die het CJIB verricht ter ondersteuning van het OM zal ik in dit artikel dieper ingaan op de door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel ex art. 36f Sr. Deze maatregel ziet op de betaling door de veroordeelde aan de staat van een geldsom ten behoeve van een slachtoffer.
4.
Incasso schadevergoedingsmaatregel
De executie van straffen of maatregelen zoals de schadevergoedingsmaatregelen vormt het sluitstuk van de strafrechtsketen. Nadat een strafbaar feit is gepleegd, start een traject van opsporing, vervolging en uiteindelijk executie. In dit traject staat de dader centraal, maar komt het slachtoffer of benadeelde partij steeds meer en beter in beeld.[16]
De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel vindt plaats op grond van onder meer de bepalingen in art. 561 en 572 e.v. Sv.[17] Verder bevat het al eerder genoemde Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen regels over de betaling van de schadevergoeding aan het CJIB, de verantwoording van gelden en de kosten van verhaal. In de Aanwijzing Executie, vastgesteld door het College van procureurs-generaal, zijn het beleid van het OM en de afspraken tussen het OM en het CJIB neergelegd teneinde de executie van alle in de aanwijzing genoemde straffen en maatregelen zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. [18]
Executiestappen schadevergoedingsmaatregelen
De incasso van schadevergoedingsmaatregelen verloopt op grond van de wet- en regelgeving volgens de volgende stappen.
Ontvangst en registratie van de schadevergoedingsmaatregel
Zodra een vonnis of arrest waarin een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd door de rechter in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de betreffende uitspraak door het OM ter executie overgedragen aan het CJIB.[19]Art. 561 Sv stelt dat tenuitvoerlegging van de uitspraak zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. De aanlevering door het OM van de zaak aan het CJIB gebeurt elektronisch. Het CJIB legt vervolgens de zaak vast in zijn geautomatiseerde systemen.
 
Eerste aanschrijving met acceptgiro
Na ontvangst verstuurt het CJIB een eerste aanschrijving aan de veroordeelde. Deze aanschrijving vermeldt de gegevens van de uitspraak van de rechter waaronder de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en de noodzakelijke betaalgegevens. De betaaltermijn is 30 dagen na dagtekening van de aanschrijving (art. 5 lid 2 Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen).
 
Eerste aanmaning met acceptgiro
Indien geen tijdige of volledige betaling is ontvangen, verstuurt het CJIB een eerste aanmaning (art. 36f lid 4 Sr jo 24b lid 1 Sr). Het te betalen bedrag van de eerste aanmaning betreft het openstaande bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging van € 15,-.
De betaaltermijn is eveneens 30 dagen (art. 5 lid 4 Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen).
 
Tweede aanmaning met acceptgiro
Indien geen tijdige of volledige betaling is ontvangen van het openstaande bedrag van de eerste aanmaning, verstuurt het CJIB een tweede aanmaning (art. 36f lid 4 Sr jo 24b lid 2 Sr). Het te betalen bedrag van de tweede aanmaning betreft het openstaande bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 20% (minimaal € 30,-). De betaaltermijn is wederom 30 dagen (art. 5 lid 4 Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen).
Het versturen van de tweede aanmaning is wettelijk niet verplicht en kan, bijvoorbeeld als geen adres meer beschikbaar is, achterwege worden gelaten.
 
Verificatie adresgegevens veroordeelde
Alvorens verdere incassomaatregelen worden toegepast, worden eerst de adresgegevens van de veroordeelde geverifieerd. Daarbij gaat het om raadpleging van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de strafrechtsketendatabank (SKDB). Het is immers mogelijk dat de veroordeelde de aanschrijvingen van het CJIB niet heeft ontvangen omdat hij/zij inmiddels is verhuisd of omdat hij/zij in detentie zit.
 
Verhaal op goederen en inkomsten
Als de adresgegevens correct zijn, wordt getracht verhaal te nemen op het vermogen en/of de inkomsten van de veroordeelde (art. 573 Sv). De officier van justitie kan daartoe een dwangbevel uitvaardigen waarna de zaak aan een gerechtsdeurwaarder wordt overgedragen (art. 575 Sv). De deurwaarder krijgt de opdracht om het openstaande bedrag te innen bijvoorbeeld door beslag te leggen.
Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel heeft de veroordeelde een rechtsmiddel: hij/zij kan hiertegen in verzet komen bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen (art. 575 lid 3 Sv). In deze verzetsprocedure kan niet meer tegen de inhoud van het vonnis of arrest worden opgekomen.
 
Vervangende hechtenis
Lukt het de deurwaarder niet om het openstaande bedrag te innen, dan wordt de vervangende hechtenis die de rechter heeft bepaald, ten uitvoer gelegd (art. 573 lid 3 Sv). Deze vervangende hechtenis kan maximaal 365 dagen zijn (art. 24c lid 3 Sr). De veroordeelde wordt eerst schriftelijk gewaarschuwd voor de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis (art. 573 lid 3 Sv). De veroordeelde krijgt zo een laatste kans om tot betaling over te gaan. Betaalt hij/zij niet dan wordt een arrestatiebevel uitgevaardigd (art. 564 Sv). Deze arrestatiebevelen worden naar de politie gezonden. De politie krijgt daarmee de opdracht om de veroordeelde aan te houden voor het ondergaan van de vervangende hechtenis.
Indien geen adres bekend is van de veroordeelde dan wordt hij/zij in het opsporingsregister (OPS) gesignaleerd met het oog op de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis.
De vervangende hechtenis heft de verplichting tot betaling van de schadevergoedingsmaatregel overigens niet op (art. 36f lid 6 Sr). In tegenstelling tot de vervangende hechtenis die wordt ondergaan bij het niet betalen van geldboetes die door de rechter zijn opgelegd, is de vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen niet bedoeld als vervangende sanctie. Dat sprake is van hechtenis in plaats van 'vervangende' hechtenis blijkt ook uit het bepaalde in art. 554 lid 2 Sv.
 
Einde executie door CJIB
Is na het ondergaan van de vervangende hechtenis de schadevergoeding nog niet door de veroordeelde betaald, dan worden de inspanningen van het CJIB beëindigd. Om toch aan de hem/haar toegekende schadevergoeding te komen, staat voor het slachtoffer dan nog de mogelijkheid open zelf zijn schade te innen. Op verzoek van het slachtoffer kan de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen een grosse van het vonnis aan hem/haar overdragen zodat hij/zij de opgelegde schadevergoeding langs civielrechtelijke weg kan proberen te incasseren (art. 554 Sv). Dat inning door het slachtoffer kan plaatsvinden ook nadat de vervangende hechtenis is toegepast, wordt specifiek bepaald in art. 554 lid 2 Sv.
Het CJIB heeft uiterlijk tot het einde van de executieverjaringstermijn de tijd om de voorgaande stappen te doorlopen. Overigens is het streven van het CJIB erop gericht om ruim binnen deze termijn de incasso te hebben voltooid. Het stringente betalingsregelingenbeleid dat door het CJIB wordt gevoerd, moet ook in dat kader worden gezien. Het percentage van de schadevergoedingsmaatregelen waarvan binnen 3 jaar nadat deze is ingestroomd bij het CJIB de executie was beëindigd, was in 2009 84,8%.
Een verzoek van de veroordeelde tot het treffen van een betalingsregeling wordt beoordeeld op basis van het betalingsregelingenbeleid, opgenomen in bijlage 3 van de Aanwijzing Executie. Uitgangspunt van dat beleid is, gelet op de executieplicht ex art. 561 Sv, dat in beginsel geen betalingsregelingen worden getroffen. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden kan een verzoek worden gehonoreerd. Verder geldt dat bij beoordeling van het verzoek om een betalingsregeling wordt uitgegaan van betaling van 100 % van de openstaande vordering.
De executie van de schadevergoedingsmaatregel opgelegd bij strafbeschikking zal naar verwachting volgens dezelfde lijnen plaatsvinden met uitzondering van de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Bij de executie van schadevergoedingsmaatregelen in strafbeschikkingen staat de toepassing van vervangende hechtenis niet open.[20] Indien degene jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregel niet betaalt, dan wordt de zaak door het CJIB overdragen en kan het OM alsnog tot dagvaarding overgaan.
Met het opleggen en executeren van de schadevergoedingsmaatregel door het CJIB hoeft het slachtoffer zijn schade in beginsel niet zelf te innen bij de dader. Voor de inning van de toegewezen schade staat een organisatie, het CJIB, met op incasso ingerichte processen en ervaring klaar. Dit uitgangspunt is terug te vinden in de memorie van toelichting bij de zogenaamde Wet Terwee waarbij de schadevergoedingsmaatregel is geïntroduceerd: 'De invordering wordt uit handen van het slachtoffer genomen en door het openbaar ministerie verzorgd.'[21] Feitelijk is zoals eerder aangegeven het CJIB ter ondersteuning van het OM met de incasso belast.
Het CJIB informeert het slachtoffer desgewenst over de executie van de aan hem/haar toegewezen schadevergoedingsmaatregel. Bij de gegevens die het CJIB van het OM ontvangt over de schadevergoedingsmaatregel bevindt zich ook informatie over het slachtoffer. Het Slachtoffer Informatiepunt Schadevergoedingsmaatregelen (SIS) van het CJIB gaat hiermee aan de slag. Het SIS is ondergebracht bij het team Schadevergoedingsmaatregelen van het CJIB dat is belast met de incasso van schadevergoedingsmaatregelen. Het SIS fungeert als back-office voor de slachtofferinformatiepunten bij de lokale arrondissementsparketten. Het SIS benadert het slachtoffer met het verzoek om aan te geven of hij/zij geïnformeerd wenst te worden over de incasso. Als een slachtoffer dit wenst, houdt het CJIB hem/haar schriftelijk op de hoogte van iedere stap van het incassotraject en van de ontvangst van betalingen. Voorts kunnen slachtoffers bij het SIS tussentijds informeren naar de incasso van de hen betreffende schadevergoedingsmaatregel. Het CJIB informeert alleen slachtoffers in zaken waarin een schadevergoedingsmaatregel hen betreffend door de rechter is toegewezen. Niet ieder slachtoffer van een strafbaar feit wordt derhalve door het CJIB aangeschreven.
Kosten
Voor de tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen worden, in tegenstelling tot de inning van de eerder genoemde verkeersboetes, geen administratiekosten in rekening gebracht. In de toekomst worden voor opgelegde geldboetes wel administratiekosten geïncasseerd bij de veroordeelde bij de nader te bepalen inwerkingtreding van het gewijzigde art. 572 Sv.[22]
'Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt in artikel 572 een lid ingevoegd, dat luidt: 3. De in het tweede lid bedoelde voorschriften hebben wat betreft de tenuitvoerlegging van strafbeschikkingen, vonnissen of arresten, houdende veroordeling tot geldboete, voorts betrekking op de administratiekosten.'
Nu de schadevergoedingsmaatregelen niet worden genoemd in het toekomstig te wijzigen art. 572 lid 3 Sv (nieuw), kunnen dus ook in de toekomst daarvoor geen administratiekosten in rekening worden gebracht.
Het huidige art. 572 lid 3 Sv bepaalt over de kosten o.a. voor schadevergoedingsmaatregelen:
Degene te wiens laste verhaal plaatsvindt is de kosten daarvan verschuldigd, ook indien de strafbeschikking, het vonnis of het arrest na het instellen van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie daartegen wordt vernietigd.
Artikel 11a Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen bepaalt:
De kosten van het verhaal van een opgelegde ontnemings- of schadevergoedingsmaatregel worden op gelijke voet als de ontnemings- of schadevergoedingsmaatregel verhaald op degene aan wie deze maatregel is opgelegd. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten. De kosten van verhaal, voor zover zij niet betreffen de invorderingskosten, worden berekend overeenkomstig de bij het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders vastgestelde tarieven. De omvang van de invorderingskosten wordt bepaald bij ministeriële regeling.
Bijzondere aandachtspunten bij de tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen kent, in vergelijking tot de andere inningstaken die het CJIB ter ondersteuning van het OM verricht, een aantal specifieke aandachtspunten. Daarbij speelt de aanwezigheid van het slachtoffer een belangrijke rol.
Zodra het CJIB een betaling ontvangt van de veroordeelde, wordt deze betaling direct overgemaakt naar de bankrekening van het slachtoffer (de onverwijlde doorbetaling ex art. 36f lid 1 Sr). Ter vergelijking: bij andere incassotaken wordt het ontvangen bedrag eerst in mindering gebracht op de incassokosten van de deurwaarder of de wettelijke verhogingen en daarna pas op de door de rechter opgelegde sanctie (art. 36f lid 5 Sr). De opgelegde verhogingen ex art. 24a en 24b Sr vervallen aan de staat (art. 36f lid 4 Sr).
De uitspraak waarin een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, bevat vaak een combinatie van de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een maatregel. Indien de betaling aan het CJIB dan wel het slachtoffer heeft plaatsgevonden, is de veroordeelde van verdere betaling gekweten. Het slachtoffer kan dus na de uitspraak ervoor kiezen om zelf de executie ter hand te nemen in plaats van de executie aan het CJIB over te laten. Als het slachtoffer ervoor kiest om zelf zijn schade te innen, dan staakt het CJIB zijn werkzaamheden. Dit komt niet veel voor.[23]
Het kan voorkomen dat de veroordeelde naast de schadevergoedingsmaatregel nog andere boetes of maatregelen heeft openstaan. Mocht de veroordeelde een betaling aan het CJIB verrichten zonder dat hij/zij duidelijk maakt voor welke zaak het bedrag is bestemd (en dat niet uit andere omstandigheden kan worden afgeleid) dan voorziet de eerder genoemde Aanwijzing executie in een rangregeling waarbij de betaling eerst wordt bestemd als voldoening van een openstaande schadevergoedingsmaatregel.
De aanwezigheid van verschillende daders of slachtoffers kan leiden tot bepaalde uitvoeringscomplicaties. Bij meerdere daders wordt de schadevergoedingsmaatregel vaak hoofdelijk opgelegd. Dit betekent dat iedere dader aansprakelijk is voor de betaling van het volledige bedrag en dat door betaling door de ene veroordeelde, de andere veroordeelden zijn gekweten. In geval meerdere slachtoffers moeten ontvangen, worden betalingen van de veroordeelde(n) verdeeld onder de slachtoffers.
Bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel door de rechter staat het bedrag aan feitelijk geleden schade centraal en wordt niet gekeken naar draagkracht van de veroordeelde. Het schadebedrag wordt berekend naar civiel recht.[24] De schadevergoedingsmaatregel ziet op herstel in de rechtmatige toestand. [25]
De Hoge Raad heeft over de draagkracht bij arrest d.d. 20 juni 2000, NJ 2000, 634 (VR 2001, 89; red. VR )[26] onder meer het volgende bepaald:
'3.3.1. Noch uit art. 36f Sr noch uit enige andere wettelijke bepaling vloeit voort dat de draagkracht van de verdachte een maatstaf vormt ter bepaling van de hoogte van het bedrag dat de verdachte ten behoeve van het slachtoffer aan de Staat dient te betalen. Dat strookt met de reparatoire aard van de sanctie. Ingevolge het tweede lid van art. 36f Sr kan de rechter de maatregel opleggen indien en voorzover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
3.3.2. Ook uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de draagkracht van de verdachte geen rol behoort te spelen bij de bepaling van de hoogte van het bedrag.'
In latere jurisprudentie heeft de Hoge Raad overwogen dat het gebrek aan draagkracht wel een rol kan spelen bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.[27][28]
Door het uitgangspunt dat de draagkracht van de veroordeelde niet wordt meegewogen in de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel en de veroordeelde dus te weinig draagkracht kan hebben om te betalen, kan het incasseren van schadevergoedingsmaatregelen soms moeilijk zijn.
Overigens zal de veroordeelde na het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel geen beroep meer kunnen doen op de omstandigheid dat hij onvoldoende draagkracht heeft op grond waarvan de vervangende hechtenis als dwangmiddel niet zou mogen worden toegepast. Het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad uit 2000 bepaalde:
'3.6 …. 'Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt is de ratio van de vervangende hechtenis dat 'de dreiging met dit dwangmiddel de veroordeelde er in veel gevallen toe zal brengen aan zijn verplichting te voldoen'. (Kamerstukken II, 1991-1992, 21 345, nr. 9, blz. 5). Uit de wetsgeschiedenis kan niet anders worden afgeleid dan dat onder ogen is gezien en is aanvaard dat uiteindelijk hechtenis kan worden toegepast indien - ook na een eventuele toepassing van art. 24a Sr door de rechter of van het derde lid van art. 561 Sv door het openbaar ministerie - betaling of verhaal uitblijft.'
Het arrest van de HR van 23 december 2008, NJ 2009, 35 oordeelde dat geen grond was 'voor het oordeel van het gerechtshof dat de vervangende hechtenis niet wordt geëxecuteerd wanneer een verdachte onmachtig is te betalen'.
De vervangende hechtenis vloeit voort uit de uitspraak van de rechter waarin de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd en daarmee uit de wet. Dit is eerder dit jaar ook aan de Tweede Kamer bericht in antwoord op Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over de toepassing van vervangende hechtenis in schadevergoedingsmaatregelen.[29]
De wet staat geen gratie toe voor schadevergoedingsmaatregelen nu art. 558 Sv bij de sancties waarvoor gratie kan worden gegeven de schadevergoedingsmaatregel niet noemt.
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven kan uitkeringen doen aan de in de Wet schadefonds geweldsmisdrijven omschreven personen onder de in deze wet beschreven voorwaarden. Het CJIB werkt samen met het Schadefonds Geweldsmisdrijven met als doel ervoor te zorgen dat ingeval van samenloop van een uitkering door het Schadefonds geweldsmisdrijven en een door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregel een slachtoffer het juiste bedrag aan schadevergoeding krijgt uitbetaald. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven treedt op grond van art. 6 lid 3 Wet schadefonds geweldsmisdrijven voor het aan het slachtoffer uitgekeerde bedrag in de rechten die het slachtoffer heeft ter zake de schadevergoedingsmaatregel (subrogatie). Door het CJIB geïnde bedragen worden in dat geval doorbetaald aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Artikel 6 lid 3 Wet schadefonds geweldsmisdrijven luidt als volgt:
Het fonds treedt voor het aan de benadeelde uitgekeerde bedrag in de rechten die deze ter zake van de door hem geleden schade tegenover derden heeft. Het oefent deze rechten niet uit dan met toestemming van Onze Minister.
Zoals al is aangegeven, kunnen schadevergoedingsmaatregelen worden opgelegd aan veroordeelden met beperkte draagkracht waardoor het incasseren soms moeizaam kan verlopen. Doordat voor deze groep mensen de in art. 561 lid 4 Sv (oud) neergelegde termijn van 27 maanden waarbinnen de betaling bij het treffen van een betalingsregeling moet zijn voltooid tot belemmeringen leidde, is per 1 januari 2011 deze termijn geschrapt in de wet.[30] Overigens heeft de minister in de tweede nota van wijziging in de toelichting aangegeven: [31]
'Voorkomen dient evenwel te worden dat het schrappen van art. 561, vierde lid, tot gevolg heeft dat het aantal betalingsregelingen, althans de duur ervan aanzienlijk gaat toenemen. Het stringente betalingsregelingenbeleid van het CJIB dat thans nog is gebaseerd op de 27 maanden termijn, heeft een hoge mate van betalingsbereidheid bij veroordeelden tot gevolg. Dit effect mag niet wegvallen. De wijziging dient derhalve voornamelijk gevolg te hebben voor de gevallen zoals hierboven omschreven. Voor het overige moet het stringente beleid te worden gehandhaafd.'
Het betalingsregelingenbeleid is vooruitlopend op het schrappen van art. 561 lid 4 Sv per 1 juli 2010 gewijzigd en gepubliceerd in de eerder genoemde Aanwijzing Executie.
Met deze aandachtspunten wordt getracht recht te doen aan de positie van het slachtoffer. Het CJIB streeft ernaar om de mogelijkheden voor slachtoffers om hun schade vergoed te krijgen laagdrempelig te maken. Vanuit de maatschappij, de politiek en ook vanuit de justitieketen klinkt al langere tijd de roep om verder leed voor slachtoffers van een strafbaar feit zo veel mogelijk te voorkomen. Een prompte executie van schadevergoedingsmaatregelen waarbij alle middelen die de wet ter beschikking stelt, worden benut om de schadevergoeding daadwerkelijk en spoedig bij het slachtoffer terecht te laten komen, draagt hieraan bij.[32]
Tegen de staat (lees het CJIB) worden met enige regelmaat kort gedingen aangespannen waarbij een verklaring voor recht wordt gevraagd ter zake het onrechtmatig handelen van het CJIB bij de tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen. Deze kort gedingen hebben doorgaans betrekking op de toepassing van de vervangende hechtenis en het afwijzen van een door de veroordeelde ingediend verzoek om een betalingsregeling. In nagenoeg alle gevallen zijn de vorderingen van eisers afgewezen. Daarbij speelt een belangrijke rol hetgeen ik hiervoor heb aangegeven over het niet mee hoeven wegen van de draagkracht van de veroordeelde en het stringente betalingsregelingenbeleid dat volledige betaling als uitgangspunt heeft.
Cijfers
Tot slot van deze paragraaf nog enige in- en uitstroomcijfers zoals deze ook in het jaarbericht 2009 van het CJIB zijn gepubliceerd.
De instroom (= het aantal door het OM ter executie bij het CJIB aangeleverde zaken waarin een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd) van het aantal schadevergoedingsmaatregelen bij het CJIB over de afgelopen vijf jaar geeft het volgende beeld:
Jaar
Instroom
2005
13.743
2006
13.150
2007
12.271
2008
12.169
2009
11.830
In 2009 zijn 13.003 schadevergoedingsmaatregelen uitgestroomd. Met uitstroom wordt bedoeld dat de zaak is gesloten bij het CJIB. Dit kunnen ook zaken zijn die voor 2009 zijn ingestroomd.
Reden uitstroom
Aantal
Percentage
Betaald
10.679
82,1%
Vervangende hechtenis
1.979
15,2%
Regeling tussen veroordeelde en slachtoffer
141
1,1%
Executieverjaring
113
0,9%
Overig
91
0,7%
5.
Wet versterking positie slachtoffers
De positie van slachtoffers van strafbare feiten staat, zo blijkt uit het Regeerakkoord[33] , hoog op de beleidsagenda van de nieuwe minister van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris. In de politiek bestaat een breed draagvlak voor versterking van de positie van het slachtoffer. Dit mag blijken uit de weg die de 'Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces', hierna door mij te noemen 'Wet versterking positie slachtoffers', heeft doorlopen. [34] Het wetsvoorstel zag in 2005 het levenslicht en was een vrucht van het kabinet Balkenende II (CDA/VVD/D66). Vervolgens is het in de regeerperioden van het kabinet Balkende III (CDA/VVD) en het kabinet Balkenende IV (CDA/PvdA/CU) door de Tweede en Eerste Kamer geleid. Op 1 januari 2011 is de Wet versterking positie slachtoffers - op een enkel onderdeel na - in werking getreden. [35]
Al eerder zijn in het blad Verkeersrecht artikelen van Claassens en Vellinga verschenen over dit wetsvoorstel.[36] Door beide auteurs wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende artikelen en achtergronden van de wet.
De nieuwe wet heeft als uitgangspunt de positie van het slachtoffer in het strafproces te versterken. In de wet worden rechten van slachtoffers verankerd en wordt de zogenaamde voorschotregeling geïntroduceerd.[37] Op deze voorschotregeling wil ik hier verder ingaan, aangezien deze regeling directe gevolgen heeft voor de incasso van schadevergoedingsmaatregelen door het CJIB. Overigens wordt het CJIB ook geraakt door andere aspecten van deze wet. Zo verwacht de minister op grond van deze wet een toename van het aantal opgelegde schadevergoedingsmaatregelen. Deze verwachting is gebaseerd op de verruimde mogelijkheden die deze wet biedt. Een voorbeeld daarvan is de nieuwe mogelijkheid om schadevergoedingsmaatregelen te kunnen opleggen ten behoeve van slachtoffers die zich hebben gevoegd in een ad informandum gevoegde zaak. [38]
6.
Voorschotregeling
Ingevolge de Wet versterking positie slachtoffers is in artikel 36f Sr een nieuw lid 6 ingevoegd, luidend:
6. Indien de veroordeelde voor een misdrijf niet of niet volledig binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest, waarbij de maatregel bedoeld in het eerste lid is opgelegd, onherroepelijk is geworden, aan zijn verplichting heeft voldaan, keert de staat het resterende bedrag uit aan het slachtoffer dat geen rechtspersoon is. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze uitkering gedurende een in deze algemene maatregel van bestuur te bepalen tijd wordt beperkt tot slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven. Bij algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat aan de uit te keren bedragen een bovengrens van € 5.000,- of hoger wordt gesteld met dien verstande dat deze bovengrens niet geldt voor de uitkering aan slachtoffers van een gewelds- of zedenmisdrijf. De staat verhaalt het uitgekeerde bedrag, alsmede de krachtens het vierde lid ingetreden verhogingen, op de veroordeelde.
De laatste volzin van artikel 36f, zesde lid, Sr is bij nota van wijziging van de wet Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten' ingevoegd.[39]
Een aardig detail is dat het amendement dat aan de voorschotregeling ten grondslag ligt, destijds is ingediend door het lid Wolfsen en door het lid Teeven, de huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.[40] In de toelichting op het amendement, aangenomen op 18 december 2007, gaven zij daarbij het volgende aan.
'Te vaak duurt de tenuitvoerlegging echter, om welke redenen dan ook, te lang. Deze lange duur leidt vervolgens vaak tot onnodig extra leed bij de slachtoffers. Dat wensen de ondertekenaars zoveel als mogelijk is tegen te gaan. Daarom beoogt dit amendement een voorschotregeling in het leven te roepen voor alle slachtoffers ten behoeve van wie zo'n schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.'
Eerder wees de toenmalige minister van Justitie het voorstel voor een rechtstreekse vergoeding van de schade nog af. Hij vond dat met het voorstel afbreuk werd gedaan aan de aansprakelijkheid van de dader voor de toegebrachte schade.[41] Enige tijd later heeft de minister bij derde nota van wijziging van 6 december 2007 van de Wet versterking positie slachtoffers in een nieuw voor te stellen art. 6 lid 3 Wet schadefonds geweldsmisdrijven een voorschotregeling opgenomen in de wet waarbij het Schadefonds geweldsmisdrijven aan slachtoffers van zeden- of geweldsmisdrijven een uitkering zou doen ter vergoeding van de schade. Uiteindelijk is dit voorstel vervangen door bovengenoemde tekst van art. 36 lid 6 Sr (nieuw). [42]
De betreffende algemene maatregel van bestuur (amvb) genoemd in 36 lid 6 Sr (nieuw) betreft het Besluit van 24 juli 2010, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel (Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel).[43]
In art. 3 van deze amvb wordt aan het CJIB de uitvoering van de voorschotregeling opgedragen.
Artikel 3 luidt:
Onze Minister van Justitie belast het Centraal Justitieel Incassobureau met het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit artikel 36, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht: het uitkeren van niet tijdig betaalde betalingsverplichtingen van de veroordeelde aan het slachtoffer en het verhaal op de veroordeelde.
De voorschotregeling houdt in dat de Staat, indien de veroordeelde acht maanden na het onherroepelijk worden van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel nog niet of niet geheel aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, het resterende bedrag uitkeert aan het slachtoffer of diens nabestaanden.
Na uitbetaling van het bedrag aan het slachtoffer verhaalt de staat het uitgekeerde bedrag en de ingevolge art. 36f lid 4 Sr ingetreden verhogingen op de veroordeelde. Dit betekent dat de executie wordt voortgezet conform de eerder genoemde executiestappen.
Het risico van niet betaling wordt ingeval het voorschot is uitgekeerd geheel door de staat van het slachtoffer overgenomen. Anders dan de term 'voorschot' kan doen vermoeden, vraagt de staat het bedrag niet weer terug van het slachtoffer als de uiteindelijke incasso toch niet lukt.
De voorschotregeling gaat uit van een aantal bijzonderheden:
De schadevergoedingsmaatregel moet zijn opgelegd naar aanleiding van een veroordeling voor een misdrijf.
De schadevergoedingsmaatregel moet bij vonnis of arrest zijn opgelegd door een rechter. Uit de redactie van het nieuwe lid 6 kan worden afgeleid dat bij strafbeschikking opgelegde schadevergoedingsmaatregelen niet voor de voorschotregeling in aanmerking komen. Zoals ik eerder heb genoemd, kunnen strafbeschikkingen waarin de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd indien het CJIB de schadevergoedingsmaatregel niet heeft kunnen innen, worden overgedragen aan het OM. Het OM kan vervolgens tot dagvaarding overgaan.
Het slachtoffer mag geen rechtspersoon zijn.
De uitkering vindt plaats 8 maanden na datum onherroepelijkheid. Uitgangspunt blijft dat aan de veroordeelde een redelijke termijn wordt gegund om aan zijn verplichtingen te voldoen aldus de toelichting op het eerder genoemde amendement Wolfsen/Teeven.
Gedurende de eerste vijf jaar na inwerkingtreding wordt het voorschot alleen uitgekeerd wanneer de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd naar aanleiding van een veroordeling ter zake van een gewelds- of zedenmisdrijf. De minister van Justitie heeft dit in het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel als volgt toegelicht:
'Na die termijn geldt de regeling uit dit besluit voor de slachtoffers (niet zijnde rechtspersonen) van alle misdrijven. Het gebruik maken van deze termijn is noodzakelijk gelet op de omstandigheid dat deze regeling bij amendement is ingevoegd, waardoor tevoren bij de meerjarenramingen van de financiële consequenties van het oorspronkelijke wetsvoorstel met deze kosten geen rekening is gehouden.'
en
'Deze beperking is noodzakelijk omdat de stap van de huidige situatie waarin de Staat alleen van de veroordeelde ontvangen bedragen uitkeert, naar een situatie waarin aan alle slachtoffers ten aanzien van wie de schadevergoedingsmaatregel niet binnen de daarvoor gestelde termijn werd voldaan, uitkering volgt, te groot is. Voor de invoering van deze voorziening ten behoeve van alle slachtoffers is meer geld nodig dan nu binnen de begroting van het Ministerie van Justitie kan worden gedekt. Voor de hand ligt dat in het bijzonder slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven, gelet op de ernst van de inbreuk die op de integriteit van hun lichaam is gemaakt, daarvoor als eersten in aanmerking komen.'
Wanneer in de toekomst een uitkering wordt gedaan aan de slachtoffers van alle misdrijven (zie het vorige punt waarin is aangegeven dat de eerste vijf jaar alleen geweld- of zedenmisdrijven in aanmerking komen) is aan het uit te keren bedrag een maximum van € 5.000,- gesteld, uitgezonderd de slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven (zie art. 5, lid 1, juncto art. 2 van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel). Voor deze laatste categorie heeft de minister in de toelichting aangegeven dat geen maximum is gesteld aan de hoogte van het bedrag dat aan hen wordt uitgekeerd.
Uitkering aan nabestaanden kan plaatsvinden ingevolge art. 4 van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel. De toelichting op het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel meldt hierover:
'De uitbreiding van de mogelijkheid tot uitkering aan nabestaanden past in mijn beleid om aan nabestaanden zo veel mogelijk dezelfde rechten toe te kennen als aan slachtoffers (zie ook art. 51d van de Wet versterking positie slachtoffers).'
Voor de eerder genoemde samenwerking tussen het Schadefonds Geweldsmisdrijven en het CJIB heeft de voorschotregeling geen consequenties.[44] Nadat een voorschot is verstrekt aan het slachtoffer zal het CJIB het uitgekeerde bedrag inclusief de verhogingen verder incasseren. Indien sprake is van samenloop met een door het Schadefonds Geweldsmisdrijven gedane uitkering, zullen door het CJIB geïncasseerde bedragen voor het bedrag waarvoor subrogatie heeft plaats gevonden op grond van art. 6 Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven doorgestort worden naar het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel zegt over de samenloop met de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in de toelichting:
'Op grond van artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven keert het schadefonds geen vergoeding uit van de schade die langs civielrechtelijke weg is verhaald of schade in welke vergoeding op andere wijze is voorzien. Het Schadefonds geweldsmisdrijven (hierna het schadefonds) fungeert als vangnetvoorziening. Pas als duidelijk is dat het slachtoffer geen daadwerkelijke betaling door de veroordeelde te verwachten heeft, zal het schadefonds tot uitkering overgaan. Aanvragen tot uitkering door het schadefonds kunnen evenwel parallel lopen aan de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel en het verstrekken van een uitkering op de voet van artikel 36f Sr. Het is van wezenlijk belang dat tussen het CJIB en het schadefonds informatie wordt uitgewisseld over uitkeringen aan het slachtoffer. Op het moment van uitkeren dient over en weer actuele informatie beschikbaar te zijn over reeds gedane uitkeringen. Beide instanties zullen hiermee rekening houden, mede om te voorkomen dat aan het slachtoffer een dubbele uitkering wordt gedaan en één van de gedane uitkeringen moet worden teruggevorderd, hetgeen ook weer belastend is voor het slachtoffer. Daartoe dienen nadere afspraken te worden gemaakt. Dit past bij de reeds sinds 2006 bestaande structurele samenwerking tussen het schadefonds en het CJIB, die door de uitvoering van deze nieuwe taak meer gewicht zal krijgen.'
De voorschotregeling ex art. 36f lid 6 Sr is van toepassing op door de rechter opgelegde schadevergoedingsmaatregelen die onherroepelijk zijn geworden na inwerkingtreding van de Wet versterking positie slachtoffers.[45]
7.
De toekomst
De Wet versterking positie slachtoffers is onder de voorgaande kabinetten tot stand gekomen. Zij is onder de vlag van de nieuwe minister van Veiligheid en Justitie in werking getreden. Het nieuwe kabinet heeft evenwel al de eerste signalen afgegeven om te komen tot nieuwe initiatieven waar het slachtoffer baat bij heeft. Zo sprak de staatssecretaris op het congres 'Samen voor het slachtoffer' op 18 november 2010 in Utrecht over de landelijke uitrol van slachtofferloketten waarin OM, politie en Slachtofferhulp Nederland samenwerken. Verder kondigde hij een titel voor beslag ten behoeve van slachtoffers aan.[46] Dit voorstel, dat ook in het regeerakkoord is genoemd, moet er in voorzien dat in beslaggenomen goederen te gelde kunnen worden gemaakt ten gunste van het slachtoffer. Het lijkt erop dat in de nabije toekomst nieuwe stappen worden gezet om de incasso van schadevergoedingsmaatregelen verder te verbeteren.
[1] Juridisch beleidsmedewerker bij de Unit Juridische Zaken en Uitvoeringsbeleid (JZU) van het CJIB.
[2] Zie o.a. Kamerstukken II 1987/88, 20 329, nr. 6, p. 7.
[3] Zie voor de administratiekosten de Regeling vaststelling administratiekosten verkeersboetes (Stcrt. 2009, 9745) en de toelichting op het Besluit van 24 februari 2009, houdende wijziging van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, het Besluit tenuitvoerlegging geldboeten, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de doorberekening van de administratiekosten bij administratieve sancties, geldboeten en geldsomtransacties, alsmede tot wijziging van de bijlage horende bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Transactiebesluit 1994 en het Besluit OM-afdoening in verband met de wijziging van de voertuigregelgeving, Stb. 2009, 140: 'Met de inwerkingtreding van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen (Kamerstukken II 2007/08, 31 386), worden administratiekosten die met de inning van boetes gemoeid zijn, doorberekend aan de betrokkene. Deze kosten worden dan bijgeteld bij de opgelegde boete. Het betreft overigens een bedrag van ten hoogste 7 euro. Zie ook de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2007/08, 31 386, nr. 3, blz. 22 e.v.).'
De administratiekosten vloeien voort uit de aanvaarding door de Tweede Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen in 2007 van een motie van de leden Van Geel, Tichelaar en Slob over het vrijmaken van budget in de begroting voor het jaar 2008 voor onder andere het bestrijden van zware criminaliteit en de leefbaarheid van regio's (Kamerstukken II 2007/08, 31 200, nr. 16).
[4] Zie over de Wahv en de inning van administratieve sancties ingevolge de Wahv onder meer M. Barels 2010, 'Hoofdlijnen van de wet Mulder', Kluwer 2010 (Studiepocket Strafrecht, deel 24).
[5] Zie het Jaarbericht 2009 van het CJIB zoals beschikbaar op http://www.cjib.nl/Actueel/nieuwsberichten_2010/cjibjaarbericht2009isui….
[6] Tenzij het OM de strafbeschikking in persoon uitreikt.
[7] Zie voor de gefaseerde inwerkingtreding de Aanwijzing OM-afdoening zoals vastgesteld door het College van procureurs-generaal, Stcrt. 2010, 2930.
[8] De Aanwijzing OM-afdoening, Stcrt. 2010, 2930, bepaalt hierover: 'Als een zaak voldoet aan de in deze Aanwijzing opgenomen beleidsmatige criteria voor het uitvaardigen van een strafbeschikking, mag echter geen transactie worden aangeboden'. In het Besluit OM-afdoening is bepaald dat art. 74c Sr uiterlijk op 31 maart 2014 zal vervallen. Of en wanneer artikel 74 daadwerkelijk komt te vervallen zal mede afhankelijk zijn van de uitkomsten uit de evaluatie van de wet OM-afdoening die plaats vindt 5 jaar na inwerkingtreding van de wet (Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 7, p. 37).
[9] Art. 7a Transactiebesluit 1994 en art. 6 Transactiebesluit milieudelicten.
[10] Of daadwerkelijk een transactie voor deze aangeleverde zaken wordt aangeboden aan de verdachte is afhankelijk van het strafvorderingsbeleid. Is bijvoorbeeld de verdachte een recidivist in geval van een recidivegevoelig strafbaar feit, dan wordt de zaak voorgelegd aan de officier van justitie. Deze uitgangspunten zijn onder meer vervat in de Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, Stcrt. 2010, 21377.
[11] Wet van 27 september 2007 tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76) (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008). Laatstelijk gewijzigd in Stb. 2009, 124 en Stb. 2009, 224.
[12] Besluit van 30 oktober 2007, houdende regels ter uitvoering van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties (Uitvoeringsbesluit wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie) Stb. 2009, 190 en Stb. 2009, 224.
[13] Voor 'voorwaardelijke invrijheidstelling' zie Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde invrijheidstelling in een voorwaardelijke invrijheidstelling. Stb. 2007, 500 en Stb. 2008, 194.
[14] Zie voor de missie en visie van het CJIB http://www.cjib.nl/Organisatie/Missie%2Den%2DVisie/
[16] Voor de leesbaarheid maak ik in dit artikel gebruik van de ook in art. 36f Sr genoemde term 'slachtoffer' tenzij er aanleiding is om toch specifiek 'benadeelde partij' te noemen. Art. 51f Sv (nieuw) noemt als 'benadeelde partij' degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit.
[17] Vgl. vooral art. 572 Sv: 1. De tenuitvoerlegging van strafbeschikkingen, vonnissen of arresten, houdende veroordeling tot geldboete of tot een maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht , geschiedt door of vanwege het openbaar ministerie dat de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of de zaak aanhangig heeft gemaakt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de tenuitvoerlegging voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de geldboeten en de maatregelen, bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht , de termijn waarbinnen die betaling moet zijn geschied, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.
[18] Meest recentelijk gepubliceerd in Stcrt. 2010, 20473.
[19] Een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr kan ook in een strafbeschikking worden opgelegd door het OM ex art. 257a Sv. De implementatie van de wet OM-afdoening waarin dit mogelijk is gemaakt, vindt gefaseerd plaats. Op dit moment legt het OM nog geen schadevergoedingsmaatregelen bij strafbeschikking op. Zie hiervoor ook paragraaf 3 onder incassotaak geldboete opgelegd bij strafbeschikking.
[20] Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 3, p. 83: 'Dat slechts bij een rechterlijke schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis wordt bepaald, vloeit voort uit de redactie van artikel 24c Sr.'
[21] Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 18.
[22] Art. II onderdeel B van de wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzingen, Stb. 2009, 245.
[23] Zie aan het eind van deze paragraaf bij de cijfers over uitgestroomde zaken in 2009. In onder meer 1,1 % van de uitgestroomde zaken is tussen de veroordeelde en het slachtoffer zelf een regeling getroffen waarna het CJIB de incasso heeft gestaakt.
[24] Zie hiervoor ook red. C.P.M. Cleiren en J.F. Nijboer 2008, 'Tekst en Commentaar Strafrecht', onder 36f, p. 228 e.v. In aant. 7 onder a wordt specifiek ingegaan op het niet van toepassing zijn van het draagkrachtbeginsel bij de vaststelling van de schadevergoedingsmaatregel.
[25] Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 5.
[26] LJN, AA 6246.
[27] Zie HR 19 juni 2007, NJ 2007, 359, LJN AZ 8788, HR 22 januari 2008, NJ 2008, 73, LJN BC 1355, en HR 16 juni 2009, LJN BI 1812.
[28] Zie ook: J.J. Weldam en M.J. Penraad, 'Maatregelmatiging bij schadevergoeding in strafzaken, Nieuw verweer is mogelijk', Advocatenblad, 5 maart 2010, pag. 110 e.v.
[29] Kamerstukken II, Kamervragen (aanhangsel), 2009/10, 3203.
[30] Bij de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces', Stb. 2010, 1.
[31] Kamerstukken II 2007/08, 30 143, nr. 19.
[32] Zie voor meer informatie over het slachtoffer en het strafproces: F.F. Langemeijer 2010, 'Het slachtoffer en het strafproces', tweede druk, Kluwer 2010 (Studiepocket Strafrecht nr. 35) en J.C.A.M. Claassens en M.A. Wabeke 2005, 'Schadevergoeding voor slachtoffers in het strafproces', Studiecentrum Rechtspleging, Uitgeverij Kerckebosch b.v. 2005 (Praktijkreeks rechterlijke organisatie).
[33] Zie p. 41 van het Regeerakkoord VVD - CDA, Vrijheid en Verantwoordelijkheid.
[34] Stb. 2010, 1. De inwerkingtreding van deze wet is gepubliceerd in Stb. 2010, 291 en Stb. 2010, 792. In twee reparatiewetten zijn, eveneens ingaande 1 januari 2011, aanpassingen doorgevoerd op de Wet versterking positie slachtoffers. Deze wetten betreffen de Wet van 13 maart 2008 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het ministerie van Justitie (Reparatiewet III Justitie) (Stb. 2008, 85) en Wet van 26 november 2009, houdende partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten (Stb. 2009, 525).
[35] Zie Stb. 2010, 792.
[36] In VR 2008/209 is het artikel van J.C.A.M. Claassens geplaatst. En in VR 2009/33 stond het artikel 'De positie van het slachtoffer in het strafproces: een nieuwe wet' van de hand van prof. mr. W.H. Vellinga.
[37] Meer informatie over de rechten en de positie van slachtoffers tijdens het strafproces en schadevergoeding staat op de website van het CJIB (www.cjib.nl), van het OM (www.om.nl), het Schadefonds Geweldsmisdrijven (www.schadefonds.nl) en Slachtofferhulp Nederland (www.slachtofferhulp.nl). Verder verwijs ik graag naar de nieuwe brochure 'Slachtoffers en Justitie' zoals deze is te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ slachtofferbeleid/documenten-en-publicaties/brochures/2010/10/30/slachtoffers-en-justitie.html.
[38] Onder meer in de toelichting op het Besluit van 24 juli 2010, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel (Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel), Stb. 2010.
[39] Kamerstukken II 2007/08, 31 391, nr. 5.
[40] Kamerstukken II 2007/08, 20 143, nr. 24 aangenomen door de Tweede Kamer op 18 december 2007, Handelingen II 2007/08, p. 2908.
[41] Kamerstukken II 2004/05, 30 143, nr. 3 p. 15.
[42] Dit bij nota van wijziging ingebrachte artikel 6 lid 3 Wet schadefonds geweldsmisdrijven (nieuw) is bij Reparatiewet III (Stb. 2008, 85) weer vervallen.
[43] Stb. 2010, 311.
[44] Zie ook over de relatie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven met het CJIB en het subrogatieartikel 6 Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven ook het wetsvoorstel tot wijziging van de 'Aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering, aanpassing aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere aanpassingen', Kamerstukken II 2009/10, 32 363, nr. 3 p. 4 waarin wordt aangegeven: 'Op grond van het nieuwe artikel 36f, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, (…..), is de Staat gehouden aan het slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf (….) een voorschot toe te kennen. Met de uitvoering daarvan is het Centraal Justitieel Incasssobureau belast. Het ligt voor de hand dat beide organen die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie vallen over de gedane uitkeringen en het genomen verhaal informatie uitwisselen voor de uitkering van de juiste bedragen aan het slachtoffer.'
[45] Aldus Kamerstukken II 2007/08, 31 391, nr. 5 art. IIA.