pag. 202 VR 1993, Voor en na Mulder

VRA 1993, p. 202
1993-07-01
Mr R.T. van Leeuwen
Voor en na Mulder
VRA 1993, p. 202
Mr R.T. van Leeuwen
Een vroege maandagmorgen in januari 1993. De kantonrechter opent de strafzitting. Vandaag staan er 255 'ouderwetse' strafzaken op de rol, allemaal verkeersovertredingen, en 3 'Wet Mulder-zaken'. In dit randstedelijk kanton ligt het gemiddelde opkomstpercentage onder de 10%; op het platteland pleegt dat veel hoger uit te vallen en kunnen er dus veel minder zaken per wekelijkse of tweewekelijkse zitting worden afgedaan. Deze keer is de opkomst hoger dan gebruikelijk; zou dat aan het weer liggen? De kantonrechter schat dat er zeker 40 man in de zaal zitten en er komen nog steeds nieuwe bij. Hij moppert dat de lunch er wel bij zal inschieten.
De eerste verdachte komt voor als alles nog vrij rustig is. Een keurige mevrouw van in de zestig. Ze heeft haar zoon meegebracht en kondigt meteen aan dat hij het woord zal voeren. De kantonrechter glimlacht. 'Vertelt u me eerst zelf maar even of u inderdaad bent Grietje Moedig, geboren op 24 augustus 1925 en of u nog woont aan de Adriaan de Witstraat'. Zoveel wil mevrouw Moedig nog wel toegeven. 'Ja ziet u', antwoordt ze behulpzaam, 'ik heb namelijk een tumor in mijn hoofd gehad, maar die is er nu uit'. Aan haar naam en adres blijkt de tumor niets veranderd te hebben, constateert de kantonrechter opgelucht.
'Op uw ziekte kom ik zo terug', hervat hij. 'Laten we eerst eens praten over de gebeurtenis waarvoor u hier staat. Op 1 december 1991, nu dus ruim een jaar geleden, hebt u uw auto niet tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en u deze kon overzien. Daar beschuldigt de officier van justitie u tenminste van, nietwaar meneer de officier?' Deze magistraat, gezeten terzijde van de tafel van de kantonrechter, laat een instemmend gebrom horen. De kantonrechter gaat verder. 'Op z'n Hollands gezegd bent u met een reuze vaart achterop een file geknald en hebt u een hele rij auto's tot schroot gereduceerd. Die auto van u is zwaar beschadigd, maar als je de foto's bekijkt van de auto waar u tegenop gereden bent, dan begrijp je niet dat daar nog iemand levend uitgekropen is.'
De dame kan het alleen maar beamen. 'Er zat een jong gezinnetje in', vertelt ze rap zonder dat zoonlief de kans krijgt om iets te zeggen. 'Met een baby van 9 maanden. Ze zijn allemaal zonder een schrammetje uit het wrak tevoorschijn gekomen. Ik heb nog steeds contact met die mensen. Ze zijn ontzettend aardig voor me. Ze hebben dat gezwel helemaal weg kunnen halen, het was niet kwaadaardig, weet u. Het is een wonder', besluit ze plechtig.
Minstens drie wonderen, denkt de kantonrechter, maar hardop zegt hij: 'Vertelt u me nu maar eens hoe dat nou komt, waarom u niet gewoon gestopt bent'. Mevrouw aarzelt. 'Ik kan me nog herinneren dat ik het rode stoplicht zag, maar het volgende ogenblik stond ik dus dwars over de andere weghelft. Dat is van die tumor, kijk ik heb een verklaring van de dokter bij me. 't Is epileptisch, ziet u. Mijn zoon kan dat beter vertellen'. De rechter onderbreekt de woordenstroom. 'Laat u mij eerst dat briefje van de dokter maar zien' vraagt hij.
Hardop leest hij: 'Patiënte was in december 1991 om medische redenen niet in staat een motorvoertuig te besturen, maar wist dat toen nog niet'. De zoon valt nu in. 'Achteraf heb ik me gerealiseerd dat mijn moeder af en toe enkele seconden weg was. Als ze zat te praten viel haar stem even weg zonder dat ze het zelf merkte. Het volgende moment ging ze gewoon weer door. Er is een kanjer van een gezwel uit haar hoofd verwijderd, en dat drukte op de hersenen'. Mevrouw knikt heftig en wijst met haar vingers de afmetingen van een kloek formaat ei aan. 'Ze zijn van 's ochtends acht tot 's avonds zessen met me bezig geweest' valt ze in. 'Nu ben ik weer helemaal goedgekeurd, ook voor autorijden, maar dat doe ik niet meer. Ik heb een privéchauffeur met zo'n grote gele bus' roept ze opgewekt. 'Mijn man is al 17 jaar dood, ziet u'.
De kantonrechter ziet het. Of doet alsof. En vraagt wat de officier ervan vindt. Die vordert ontslag van rechtsvervolging: 'het telastegelegde feit is bewezen' verklaart hij 'maar ik acht mevrouw niet strafbaar, want zoals de dokter schrijft was ze zich van die tumor niet bewust en kon ze het dus ook niet helpen dat ze onder het rijden een epileptische aanval kreeg. Het verhaal komt geloofwaardig op mij over'. De kantonrechter vonnist conform. Opgelucht verlaten moeder en zoon de zaal. Daar hadden ze nou maanden voor in de rats gezeten.
De volgende verdachte is volgens de rol ene IJsbrands. Meneer Leibrand met ongeveer dezelfde voorletters, ongeveer hetzelfde adres en precies dezelfde geboortedatum als IJsbrands verschijnt voor het hekje. Hij moet komen voor te hard rijden. Op het acceptgiroformulier van de politie heeft hij al ingevuld hoe hij, houder van het bewuste kenteken, echt heet. De rechter knikt bevestigend terwijl hij het formulier uit de stukken vist en aan de officier laat zien. De officier vindt dit ook wat te bar. 'Een kennelijke verschrijving wordt door de vingers gezien, zeker als de verdachte zich kennelijk aangesproken voelt en verschijnt' doceert hij, 'maar het moet niet te gek worden. Ik vorder dat u de dagvaarding nietig zult verklaren'. De rechter is het met hem eens maar kiest voor een praktischer oplossing. 'Als ik de dagvaarding nietig verklaar, gaat de zaak opnieuw de ambtelijke molen in en kun je er gif op innemen dat over een half jaar opnieuw een niet bestaande meneer IJsbrands wordt gedagvaard, al dan niet met correct gespeld adres. Ik spreek meneer IJsbrands liever vrij, want ik ben er niet van overtuigd dat hij dit feit begaan heeft. Wat meneer Leibrand hier voor het hekje wel of niet heeft gedaan laat ik helemaal in het midden' besluit hij wijsgerig. Half opgelucht verlaat Leibrand de zittingzaal. 'Waarschijnlijk hoort u er niks meer van, maar het kan in theorie nog wel!' roept de kantonrechter hem nog na.
De heer Gerritsen, een brave 65-plusser met een maagdelijk strafblad, heeft zijn dochter geholpen met verhuizen. De aanhanger, waarop hij de meubeltjes vervoerde, bleek niet gezekerd te zijn door middel van een deugdelijke hulpkoppeling. Meneer Gerritsen erkent zijn wandaad volmondig, maar de boete van ƒ 200 viel hem wel een beetje tegen. In een lange brief aan 'Mijnheer De Hoofdcommissaris van Politie' heeft hij vurig gepleit voor een mildere straf. Het antwoord was een dagvaarding en nu staat hij toch wel een beetje beteuterd te kijken voor het hekje. Hij is hier nog nooit geweest, zo laat hij niet na te beklemtonen en aan alles kun je zien dat hij ook wat dat betreft de waarheid spreekt. De officier wil nog weten wat Gerritsen heeft uitgespaard door geen verhuizer te nemen, maar dat gaat de kantonrechter te ver. Meneer heeft alleen maar zijn dochter willen helpen en van je AOW is tweehonderd piek een slok op een borrel' komt hij tussenbeide.
Uit de gedachte aan een borrel put de verdachte kennelijk moed. Je ziet hem denken: zal ik het doen of zal ik het niet doen. Dan neemt hij een besluit en vist een krantenknipsel uit zijn broekzak. Hij strijkt het papiertje zorgvuldig glad op de balie. Op gedragen toon leest hij uit een oud rechtbankverslag voor hoe een andere bestuurder met ongezekerde en bovendien zwaar overbelaste aanhanger is weggekomen met ƒ 75 boete. De kantonrechter herinnert zich de zaak nog en geeft toe, dat hij ook zwakke momenten heeft. Hoopvol kijkt Gerritsen op naar zijn rechter. 'Helemaal zonder boete kan ik u niet laten gaan' zegt die, 'niet alleen tegenover al die anderen die hun boete gewoon betalen maar ook omdat ik een hekel heb aan loslopende aanhangers. Die kunnen veel kwaad aanrichten'. Ook dat wil Gerritsen onder deze omstandigheden niet tegenspreken, al heeft hij eerlijk gezegd nog nooit een losgeschoten aanhangwagen gezien. 'Vijftig gulden of één dag' zegt de kantonrechter.
Meneer Vrolijk lust ook graag een borreltje en heeft onlangs zijn rijbewijs op het politiebureau moeten achterlaten, nadat hij dronken achter het stuur vandaan was geplukt. Zijn auto had hij mogen houden en die verleiding was te groot geweest voor meneer Vrolijk, die er trouwens niet naar uitzag of er veel verleidingen waren waar hij niét voor bezweek. Vooral niet als ze in de fles zaten. Hij tilde er allemaal niet zo zwaar aan. Toen hij naar de wasserette moest hadden ze hem gesnapt bij het negeren van een rood licht en nog een paar verkeersovertredingen. Meneer Vrolijk lette nooit zo op dat soort kleinigheden. De officier vordert drie geldboetes, samen goed voor een maand uitkering. Meneer Vrolijk haalt z'n schouders op. De kantonrechter wil weten of hij nu nog een auto heeft. Nee, die is de keer daarop in beslag genomen. Nu woont hij in de binnenstad en heeft hij geen auto meer nodig. De kantonrechter blijkt erg zwaar te tillen aan het rijden na invordering van het rijbewijs. 'De politierechter geeft voor het rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid standaard 14 dagen gevangenisstraf' zegt hij. Meneer Vrolijk wordt er niet warm of koud onder. 'En dit is bijna hetzelfde' hervat de rechter. Vrolijk zal het niet tegenspreken. 'Dus krijgt u van mij ook 14 dagen hechtenis en laat dan die boetes maar zitten' zegt de kantonrechter. Vrolijk vind het prima. Die boetes had hij toch nooit kunnen betalen, dus zitten werd het sowieso. Dan viel 14 dagen nog best mee, zag je hem denken.
Er verschijnen op deze zitting heel wat motorrijders. Zo ook een keurige heer van middelbare leeftijd, net zo'n type als de kantonrechter zou je bijna zeggen. Hij heeft met zijn motor over de busbaan gereden. 'Ik rijd deze weg elke dag naar mijn werk' verklaart hij, 'en ik had getankt bij dat benzinestation daar. Je kunt daar alleen vloeiend invoegen in de file door een stukje over de busbaan te rijden. De met verfstrepen aangegeven in- en uitrit van het benzinestation staan namelijk schuin op de busbaan en die kun je dus alleen gebruiken als er helemaal geen verkeer aankomt. Dat is daar in de spits nooit het geval'. 'Het was inderdaad om half zes 's middags' beaamt de rechter, 'maar het is evengoed leuk meegenomen als je bij dat vloeiende invoegen meteen een paar plaatsjes opschuift in de file'. Daar heeft de verdachte niet van terug. 'Ja, dat is zo' mompelt hij ietwat uit het veld geslagen. 'Maar tweehonderd gulden is wel veel!' De kantonrechter waardeert zijn eerlijkheid en maakt er vijftig gulden van.
Een andere motorduivel is achtervolgd door een agent op - zo blijkt de kantonrechter te weten - een veel minder snelle motor. Die agent zal er wel van gebaald hebben dat hij met zijn R 80 grote moeite had om die GSX 1100 van u bij te houden' raadt hij. De verdachte glundert. Op zoveel begrip van de zijde van de rechterlijke macht had hij niet gerekend. 'Ik had 'm net en wilde mijn vriend die achterop zat even laten voelen hoe hard ie kon optrekken. Maar 140 kan ik nooit gereden hebben. Het is een stukje van 300 meter'. De kantonrechter schat dat toch wel iets langer. 'In het proces-verbaal verklaart die agent dat hij over ongeveer 300 meter met gelijkblijvende tussenafstand achter u heeft gereden en dat zijn teller toen op 140 stond. En het mag daar wel een industrieterrein zijn, maar u mocht daar echt niet harder dan 50'. 'Kan die nooit gezien hebben' houdt de verdachte vol. 'Bij zo'n gang heb je wel iets anders om op te letten dan je kilometerteller!'
De kantonrechter vraagt door: 'U accellereerde voluit tot in 3, zegt u net. Dat is met uw machine toch al gauw 80 in één...' 'Honderdvijf' verbetert de verdachte. Eerlijk is eerlijk, de rechter moet nou niet zijn motor een beetje gaan zitten afkammen. 'OK, honderdvijf en dan naar twee, dan zit u op...?' 'Toen moest ik alweer vol in de ankers!' vult de verdachte aan. 'Meneer de officier, zullen we het tarief voor 100 km/u toepassen?' vraagt de rechter. De officier vindt het prima. Die kent de bewijsproblemen bij dat soort snelheidsmetingen. Hij antwoordt: 'dat was toen nog ƒ 6 per kilometer, dus zeshonderd gulden of 12 dagen'. De verdachte ziet in dat het spel uit is. 'Kan ik boven gaan betalen?' vraagt hij manmoedig. Maar een beetje sip kijkt hij wel.
Dan komt de bode naar voren om een stoel voor het hekje te zetten. 'Een ogenblikje, meneer de kantonrechter' zegt hij. 'De volgende klant is heel slecht ter been'. In de wachtkamer gaat hij de klant halen. Hinkend op krukken sleept een oorspronkelijk ongetwijfeld stoere jongeman, type marinier in burger, zich naar het hekje. Hij is op zijn motor met 176 km/u geklokt door de gatso-radar. Belangstellend vraagt de kantonrechter naar het merk en type. De officier heeft meer belangstelling voor het strafblad, waar al drie soortgelijke feiten opstaan. De vorige keer heeft deze verdachte al een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gekregen en dit nieuwe feit is in de proeftijd gepleegd. Dus nu is het raak: ƒ 900 boete en 6 maanden onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, luidt de eis. De kantonrechter wil eerst weten hoe het komt dat meneer zo in de kreukels zit. 'Ook met de motor' is het antwoord. 'Met een nieuwe Yamaha, want die vorige, waarmee ik nu dus voor de derde keer gepakt ben voor snelheid, was helemaal getuned. Die ging veel te hard. Liep 360 kilometer, dat is niet normaal meer. Maar dat ongeluk, dat gebeurde terwijl ik helemaal niet hard reed. Plotseling kwam er een tractor vanuit het weiland zó de weg oprijden en toen was er geen houden meer aan. Gecompliceerde beenbreuk. Al vier operaties en nog een of twee te gaan, en dan een half jaar revalidatie' luidt de nuchtere opsomming van de verdachte. De kantonrechter heeft zichtbaar medelijden. 'Die snelheid is natuurlijk van de gekke', zegt hij. 'Automobilisten rekenen daar niet meer op'. De verdachte is het roerend eens. 'Gewoon stom' is zijn enige commentaar. 'Ja, dat zei u ook al tegen de politie' antwoordt de rechter droogjes. 'Ik houd het bij die boete van ƒ 900. Vergeet die ontzegging van de rijbevoegdheid maar, want ik zie u geen motor meer rijden. Dan kunt u zich tenminste met een dafje verplaatsen.
Opgelucht sleept de invalide zich naar de deur. De bode helpt hem verder, het stoepje van het kantongerecht af, naar de wachtende taxi. Onwillekeurig blijft de blik van de onfortuinlijke jongeman rusten op een voor het kantongerecht geparkeerde zware motorfiets. 'Van de kantonrechter', fluistert de bode.
Na de middagpauze staan er drie 'Wet Mulder-zaken' op de rol. Eén mevrouw die verkeerd geparkeerd zou hebben, vraagt uitstel omdat ze met wintersportvakantie is. De kantonrechter bepaalt, dat de behandeling over 4 weken zal worden hervat. 'De griffier moet mevrouw opnieuw oproepen. Mulderzaken zij ongelooflijk bewerkelijk voor de griffie' zegt hij. 'Gelukkig zijn het er nog geen honderden, want dan loopt het echt vast'. Nummer twee is een meneer die alsmaar dikke brieven schrijft aan de hoofdcommissaris van politie, aan de officier van justitie en aan de rechter. Boven- en onderaan elke brief staan zijn zeven Franse voornamen voluit vermeld. Kennelijk moet de kantonrechter nu wel denken dat meneer héél belangrijk is. En belangrijke meneren hebben altijd haast en geen tijd voor kantonrechters. In gezwollen taal beklaagt de briefschrijver zich over de impertinente onbeschoftheid van de griffier, die het gewaagd heeft een onleesbare handtekening onder de oproepingsbrief te zetten. Verder eist hij dat de zitting op een maandagavond om 8 uur zal worden gehouden: 'dan kan meneer zich misschien wel even voor ons vrijmaken' leest de kantonrechter geamuseerd voor.
Maar het verweer wordt in alle dikke brieven duidelijk vermeld, dus vindt de rechter dat hij de zaak wel meteen kan afdoen. 'Het staat deftige en minder deftige meneren vrij om al dan niet naar de zitting te komen om hun zaak te bepleiten, maar deze zaak heeft geen schijn van kans. Hij geeft op dat zijn collega J. Hollander, wonende enzovoorts, met zijn auto heeft gereden op het tijdstip dat de overtreding werd gepleegd'. Fotocopieën van agendapagina's en een schriftelijke verklaring van J. Hollander moeten het verweer bevestigen. 'Maar artikel 5 van de Wet Mulder bepaalt dat de kentekenhouder aansprakelijk is, ook als hij zijn auto uitleent. Meneer gaat de boete dus maar fijn bij zijn collega terughalen. Beroep ongegrond; volgende zaak'.
Ook in de derde en laatste zaak is niemand verschenen. De toga's kunnen alweer uit. Deze briefschrijver maakt uiterst aannemelijk, dat hij nooit een auto heeft gehad en dus ook niet de eigenaar is van de auto, die op kenteken is geverbaliseerd voor een rood licht. 'Meneer zit namelijk al bijna 10 jaar op uitnodiging van justitie in een tehuis met dikke tralies' vermeldt de rechter uit het dossier. 'Beschikking vernietigd' luidt de uitspraak. Zo ongeveer wat vroeger 'vrijspraak' heette.
De rechter zucht. Is that all there is?