Over de noodzaak van een beter geïnformeerde en bredere discussie over geschiloplossing

VR-kort
Artikel
12 december 2018

Bas van Zelst
Dit essay is geïnspireerd door het recente pleidooi voor de invoering van een mediationwet. Die wet moet er volgens een aantal prominenten uit de mediation-wereld komen om mediation te bevorderen, om te zorgen dat het een aantrekkelijk alternatief is voor de rechtspraak, om te zorgen dat meer mensen vanzelfsprekend gebruik gaan maken van deze vorm van conflictoplossing. Ook de Minister voor rechtsbescherming is blijkens zijn brief van 11 juli 2018 enthousiast over de mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschilbeslechting, mediation in het bijzonder.
Een mediationwet is dus een goed idee, maar hoe weten we dat eigenlijk? De analyse van de auteur is dat er onvoldoende (empirisch) onderzoek is gedaan om vergaande stellingen in te nemen over nut en noodzaak van mediation als zodanig en een mediation-wet in het bijzonder.
In dit essay betoogt de auteur dat nader onderzoek naar effect, wenselijkheid en interactie van die diverse geschiloplossingsmethoden nodig is. Hij bespreekt zijn bezwaren tegen de recente pogingen mediation als (primair) geschiloplossingsmechanisme naar voren te schuiven. De essentie daarvan is dat voor de argumenten daarvoor onvoldoende wetenschappelijke basis bestaat. Waar rechtzoekenden (en de politiek) bij zijn gebaat, is op feiten en cijfers gestoelde bevindingen over de voor- en nadelen van diverse geschiloplossingsmethoden, mediation incluis. Daarvoor is een open blik nodig. Een vergelijking tussen de uitkomsten van mediation en rechterlijke procedures vereist dat mediators inzicht geven in de achtergronden en de uitkomsten van door hen begeleide mediations. Het is de vraag hoe dat zich verhoudt tot vertrouwelijkheid als kernwaarde van mediation. Daarnaast is het een uitdaging vast te stellen wat de uitkomst van de gemedieerde zaak zou zijn geweest als die aan de rechter zou zijn voorgehouden.
Een ander aspect dat in de literatuur onvoldoende aandacht heeft gekregen, is het samenspel tussen diverse geschiloplossingsmethoden. En welke rol kan digitalisering of zelfs automatisering daarin spelen? Ook dat zijn uitdagende vragen bij het inrichten van het bepleite wetenschappelijk onderzoek.
De auteur schetst een aantal uitgangspunten voor nader onderzoek. Daarna gaat hij in op de vraag welk onderzoek binnen die kaders geïndiceerd is. Hij concludeert dat de Experimentenwet rechtspleging voor dit onderzoek concrete aanknopingspunten biedt. Deze wet, die momenteel in consultatie voorligt, beoogt een wettelijke grondslag te bieden voor experimenten met innovatieve gerechtelijke procedures. De wet voorziet in een regeling waarin, met het oog op het bevorderen van innovatie in de rechtspraak ten behoeve van eenvoudige, snelle, flexibele en effectieve gerechtelijke geschilbeslechting, bij AMvB kan worden afgeweken van geldende wettelijk procesrechtelijke kaders.
Als zodanig biedt de Experimentenwet rechtspleging de basis voor betekenisvol wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van verschillende methoden van geschiloplossing en de interactie daartussen. Het ongebruikt laten van die mogelijkheden ten faveure van tot op heden wetenschappelijk onvoldoende solide onderbouwde ‘piecemeal solutions’ zou een gemiste kans zijn.

Bron: 
NJB, 9 november 2018, afl. 38, p. 2893-2897